Van 25-7-2014 t/m 11-8-2015 maakten wij een lange reis, waaronder door dit land.
Hier vind je de gehele route van dit jaar fietsen.
Hier vind je de gehele route van dit jaar fietsen.
Myanmar (Birma)
25-1-2015
Welkom in Myanmar
Zaterdag 17 januari fietsten we in het donker naar de grenspost van Thailand en Myanmar. We hoopten dat we, als we er vroeg zouden zijn, ook snel de formaliteiten konden afronden en weer verder konden fietsen. Echter 10 minuten voordat de grens open zou gaan (6.30AM) stond er al een rij van meer dan tweehonderd mensen. Vertwijfeld keken we elkaar aan, daar ging onze ochtend. Maar we werden verwezen naar het loket voor de buitenlanders waar geen rij stond. Binnen enkele minuten hadden we onze exit-stempel voor Thailand en fietsten we de brug over naar Myanmar, voorheen Birma. Terwijl K. in het kantoortje de vereiste papieren invulde, wisselde H. de spiegeltjes. Myanmar was tot 1947 een Britse kolonie en ze reden dan ook aan de linkerkant van de weg. Om definitief afscheid te nemen van het koloniale verleden besloot het regime in 1970 om rechts te gaan rijden. De meeste auto’s zijn echter niet ingesteld op rechts rijden en hebben het stuur aan de rechterkant. Dit geldt ook voor bussen met als gevolg dat passagiers uitstappen aan de straatkant.
Bij een klein winkeltje wisselden we onze laatste Thaise Bath in voor Birmeese Kyat. We kregen iets meer dan vierhonderdduizend Kyat en dat in briefjes van duizend. Vier pakken geld van ongeveer 30 centimeter. Normaal gesproken stoppen we het geld veilig weg in onze moneybelts maar dit pastte niet. Toch wel leuk om eens een keer zo’n enorm pak geld in je handen te hebben. Niet voor lang, want het verdwijnt ook weer snel uit onze portemonnee.
De eerste kilometers op Birmees grondgebied waren vlak en het asfalt was in goede staat. Daarna werd het klimmen op een smalle weg met veel gaten en losse stenen. De weg in de bergen is smal zodat op oneven dagen er alleen maar verkeer mag rijden van oost naar west en omgekeerd op even dagen. Wij gingen dus mee met de stroom van veel ongeduldige chauffeurs. Luid toeterend haalden ze ons rakelings in. Dit komt niet alleen omdat de weg zo smal was, ervoeren we later. Na een paar dagen fietsen zijn we al regelmatig zo afgesneden dat we de berm in moesten. Aan het einde van de middag kwamen we in Kawkareik waar we een onderkomen vonden in guesthouse Honey. Een grotere overgang met Thailand was niet mogelijk. Een basic kamertje met twee bedden en een klein bureautje met een grote bureaustoel. Er was geen warm water en er was alleen stroom tussen 18.00 en 23.00 uur. Tot 11 uur werkte de kleine ventilator die voor een beetje koelte zorgde, daarna werd het erg warm op de kamer. De volgende dag zijn we in het donker opgestaan en met onze zaklampen aan pakten we de tassen in. Eenmaal op de fiets werd het steeds lichter. Welkom in Myanmar.
Welkom in Myanmar
Zaterdag 17 januari fietsten we in het donker naar de grenspost van Thailand en Myanmar. We hoopten dat we, als we er vroeg zouden zijn, ook snel de formaliteiten konden afronden en weer verder konden fietsen. Echter 10 minuten voordat de grens open zou gaan (6.30AM) stond er al een rij van meer dan tweehonderd mensen. Vertwijfeld keken we elkaar aan, daar ging onze ochtend. Maar we werden verwezen naar het loket voor de buitenlanders waar geen rij stond. Binnen enkele minuten hadden we onze exit-stempel voor Thailand en fietsten we de brug over naar Myanmar, voorheen Birma. Terwijl K. in het kantoortje de vereiste papieren invulde, wisselde H. de spiegeltjes. Myanmar was tot 1947 een Britse kolonie en ze reden dan ook aan de linkerkant van de weg. Om definitief afscheid te nemen van het koloniale verleden besloot het regime in 1970 om rechts te gaan rijden. De meeste auto’s zijn echter niet ingesteld op rechts rijden en hebben het stuur aan de rechterkant. Dit geldt ook voor bussen met als gevolg dat passagiers uitstappen aan de straatkant.
Bij een klein winkeltje wisselden we onze laatste Thaise Bath in voor Birmeese Kyat. We kregen iets meer dan vierhonderdduizend Kyat en dat in briefjes van duizend. Vier pakken geld van ongeveer 30 centimeter. Normaal gesproken stoppen we het geld veilig weg in onze moneybelts maar dit pastte niet. Toch wel leuk om eens een keer zo’n enorm pak geld in je handen te hebben. Niet voor lang, want het verdwijnt ook weer snel uit onze portemonnee.
De eerste kilometers op Birmees grondgebied waren vlak en het asfalt was in goede staat. Daarna werd het klimmen op een smalle weg met veel gaten en losse stenen. De weg in de bergen is smal zodat op oneven dagen er alleen maar verkeer mag rijden van oost naar west en omgekeerd op even dagen. Wij gingen dus mee met de stroom van veel ongeduldige chauffeurs. Luid toeterend haalden ze ons rakelings in. Dit komt niet alleen omdat de weg zo smal was, ervoeren we later. Na een paar dagen fietsen zijn we al regelmatig zo afgesneden dat we de berm in moesten. Aan het einde van de middag kwamen we in Kawkareik waar we een onderkomen vonden in guesthouse Honey. Een grotere overgang met Thailand was niet mogelijk. Een basic kamertje met twee bedden en een klein bureautje met een grote bureaustoel. Er was geen warm water en er was alleen stroom tussen 18.00 en 23.00 uur. Tot 11 uur werkte de kleine ventilator die voor een beetje koelte zorgde, daarna werd het erg warm op de kamer. De volgende dag zijn we in het donker opgestaan en met onze zaklampen aan pakten we de tassen in. Eenmaal op de fiets werd het steeds lichter. Welkom in Myanmar.
30-1-2015
Bedevaart naar de ‘golden rock’
Nabij Kyaikto ligt een berg bij het dorpje Kinpun. Een normale berg, een nietszeggend plaatsje, ware het niet dat de zwaartekracht spelletjes speelt met een rots. Op een helling balanceert een tien meter hoge rots. Volgens de overlevering wordt de rots op zijn plaats gehouden door één haar van Boeddha en dat is de reden dat veel boeddhisten er een bedevaart naar maken. Zo togen ook wij (geen boeddhisten maar wel nieuwsgierig) richting Kinpun. Vanuit Kyaikto namen we een lokale bus naar Kinpun. Daar was een grote hangar waar vanuit het vervoer naar de top van de berg werd geregeld. In een verbouwde vrachtwagen, zonder overkapping, waren in de laadruimte tien houten bankjes gemonteerd met een beenruimte die zelfs te krap is voor de benen van een kleine Birmees. Een controleur zag er op toe dat er zes personen op één bankje gingen zitten. Met hangen en wurgen kon H. er zich met zijn benen tussenwringen. De rit omhoog was te vergelijken met het zitten in een achtbaan, inclusief de zucht die je krijgt als het karretje afdaalt. De vrachtauto moest op de vlakke stukken voldoende vaart maken om het volgende steile stuk omhoog te komen. Na 45 minuten kwamen we boven aan bij de berg en na de gebruikelijke souvenirstalletjes zagen we de rots glinsteren in de zon. Van een afstand lijkt de rots één grote goudklomp, maar van dichtbij zie je pelgrims die een offer brengen in de vorm van het plakken van kleine gouden papiertjes op de rots. Een soort gouden aluminiumfolie die ze erop aanbrengen. Overigens een kostbare zaak, vier kleine gouden papiertjes van twee bij twee centimeter kosten 17.000 Kyat, ongeveer 15 euro. Vrouwen mogen de papiertjes wel kopen, maar het is hen niet toegestaan om ze zelf aan te brengen. Zij mogen namelijk niet heel dichtbij de rots komen. Wij hebben geen offer gebracht, dat wordt blijkbaar ook niet verwacht. Vandaar dat buitenlandse toeristen een forse entreeprijs moeten betalen om de rots te mogen bewonderen.
Bedevaart naar de ‘golden rock’
Nabij Kyaikto ligt een berg bij het dorpje Kinpun. Een normale berg, een nietszeggend plaatsje, ware het niet dat de zwaartekracht spelletjes speelt met een rots. Op een helling balanceert een tien meter hoge rots. Volgens de overlevering wordt de rots op zijn plaats gehouden door één haar van Boeddha en dat is de reden dat veel boeddhisten er een bedevaart naar maken. Zo togen ook wij (geen boeddhisten maar wel nieuwsgierig) richting Kinpun. Vanuit Kyaikto namen we een lokale bus naar Kinpun. Daar was een grote hangar waar vanuit het vervoer naar de top van de berg werd geregeld. In een verbouwde vrachtwagen, zonder overkapping, waren in de laadruimte tien houten bankjes gemonteerd met een beenruimte die zelfs te krap is voor de benen van een kleine Birmees. Een controleur zag er op toe dat er zes personen op één bankje gingen zitten. Met hangen en wurgen kon H. er zich met zijn benen tussenwringen. De rit omhoog was te vergelijken met het zitten in een achtbaan, inclusief de zucht die je krijgt als het karretje afdaalt. De vrachtauto moest op de vlakke stukken voldoende vaart maken om het volgende steile stuk omhoog te komen. Na 45 minuten kwamen we boven aan bij de berg en na de gebruikelijke souvenirstalletjes zagen we de rots glinsteren in de zon. Van een afstand lijkt de rots één grote goudklomp, maar van dichtbij zie je pelgrims die een offer brengen in de vorm van het plakken van kleine gouden papiertjes op de rots. Een soort gouden aluminiumfolie die ze erop aanbrengen. Overigens een kostbare zaak, vier kleine gouden papiertjes van twee bij twee centimeter kosten 17.000 Kyat, ongeveer 15 euro. Vrouwen mogen de papiertjes wel kopen, maar het is hen niet toegestaan om ze zelf aan te brengen. Zij mogen namelijk niet heel dichtbij de rots komen. Wij hebben geen offer gebracht, dat wordt blijkbaar ook niet verwacht. Vandaar dat buitenlandse toeristen een forse entreeprijs moeten betalen om de rots te mogen bewonderen.
De Birmees
‘Mingalaba’ (‘Hallo’): dit wordt de hele dag naar ons geroepen. Vanuit de berm, vanaf de fiets, brommer, of ossenkar. Ook vanuit de ‘bus’. Het lokale transport bestaat uit verbouwde vrachtauto’s met drie (harde!) houten bankjes. Twee aan de zijkant en één in midden. Vaak zijn deze busjes ook volgeladen met koopwaar en hangen er passagiers achter aan het busje. Deze busjes zijn voor ons, als fietsers, eigenlijk heel vervelend. Ze rijden voor ons, trekken zeer snel op en remmen na enkele meter weer om passagiers te laden. In sommige gevallen rijden we minutenlang achter zo’n busje. Maar de ‘mingalaba’, het zwaaien, en bovenal de vriendelijke glimlach van de Birmezen in de bus maakt veel goed.
Veel Birmezen, zowel vrouwen als mannen, jong en oud, hebben hun gezicht geverfd met ‘thanaka’. Dit is een geel mengsel dat is gemaakt van het hout van de thanaka boom. Het schijnt goed te zijn voor je huid en het beschermt de huid tegen de zon. Er is een enorme verscheidenheid aan figuren en vormen op de bruine wangen te zien en het geeft Birma een ontwapenend gezicht.
De mensen zijn vrolijk en glimlachen veel. Ze lachen dan hun rood gekleurde tanden bloot. Ze hebben hier namelijk een ‘pakketje’ in hun mond dat besmeerd is met een witte pasta en gevuld is met stukjes betelnoot. Doordat het pakketje in de mond wordt gehouden, komen de sappen van de betelnoot vrij en dat brengt je in een roes. Je moet iemand die zojuist een nieuw pakketje betelnoot in zijn mond heeft gestopt dan ook niet lastig vallen met hinderlijke vragen. Als de sappen zijn werk nog niet hebben gedaan en de persoon nog aanspreekbaar is, is zijn Engels, doorspekt met het Birmees accent, helemaal onbegrijpelijk doordat hij met volle mond praat. Heeft de Birmees het pakketje al enige tijd in zijn/haar mond dan word je aangestaard met lodderogen.
De sappen die vrij komen moet je vooral niet doorslikken en zodoende wordt hier dan ook heel veel gespuugd. Op de straat en stoep zie je overal rode vlekken van het spuugsel. Het is ook ‘gewoon’ en ‘geaccepteerd’ om te spugen: soms als je met iemand staat te praten, draait hij/zij even om te spugen om vervolgens het gesprek voort te zetten. Men spuugt ook uit het raam van een auto. Een geoefende spuwer kan dit zonder vlekken op het portier te maken, maar dat zijn er maar weinig.
‘Mingalaba’ (‘Hallo’): dit wordt de hele dag naar ons geroepen. Vanuit de berm, vanaf de fiets, brommer, of ossenkar. Ook vanuit de ‘bus’. Het lokale transport bestaat uit verbouwde vrachtauto’s met drie (harde!) houten bankjes. Twee aan de zijkant en één in midden. Vaak zijn deze busjes ook volgeladen met koopwaar en hangen er passagiers achter aan het busje. Deze busjes zijn voor ons, als fietsers, eigenlijk heel vervelend. Ze rijden voor ons, trekken zeer snel op en remmen na enkele meter weer om passagiers te laden. In sommige gevallen rijden we minutenlang achter zo’n busje. Maar de ‘mingalaba’, het zwaaien, en bovenal de vriendelijke glimlach van de Birmezen in de bus maakt veel goed.
Veel Birmezen, zowel vrouwen als mannen, jong en oud, hebben hun gezicht geverfd met ‘thanaka’. Dit is een geel mengsel dat is gemaakt van het hout van de thanaka boom. Het schijnt goed te zijn voor je huid en het beschermt de huid tegen de zon. Er is een enorme verscheidenheid aan figuren en vormen op de bruine wangen te zien en het geeft Birma een ontwapenend gezicht.
De mensen zijn vrolijk en glimlachen veel. Ze lachen dan hun rood gekleurde tanden bloot. Ze hebben hier namelijk een ‘pakketje’ in hun mond dat besmeerd is met een witte pasta en gevuld is met stukjes betelnoot. Doordat het pakketje in de mond wordt gehouden, komen de sappen van de betelnoot vrij en dat brengt je in een roes. Je moet iemand die zojuist een nieuw pakketje betelnoot in zijn mond heeft gestopt dan ook niet lastig vallen met hinderlijke vragen. Als de sappen zijn werk nog niet hebben gedaan en de persoon nog aanspreekbaar is, is zijn Engels, doorspekt met het Birmees accent, helemaal onbegrijpelijk doordat hij met volle mond praat. Heeft de Birmees het pakketje al enige tijd in zijn/haar mond dan word je aangestaard met lodderogen.
De sappen die vrij komen moet je vooral niet doorslikken en zodoende wordt hier dan ook heel veel gespuugd. Op de straat en stoep zie je overal rode vlekken van het spuugsel. Het is ook ‘gewoon’ en ‘geaccepteerd’ om te spugen: soms als je met iemand staat te praten, draait hij/zij even om te spugen om vervolgens het gesprek voort te zetten. Men spuugt ook uit het raam van een auto. Een geoefende spuwer kan dit zonder vlekken op het portier te maken, maar dat zijn er maar weinig.
Onderweg
Ons 'fiets tempo' sluit aan bij het tempo van de mensen hier. We zien de mensen aan de kant van de weg, we zwaaien naar ze en we zien ze glimlachen. Ook hier zien we veel fietsers, bepakt en bezakt, op weg naar de markt of naar school.
Regelmatig stoppen we even om wat te drinken of een hapje te eten. We trekken dan veel bekijks en dat is weer een mooie gelegenheid om foto’s te maken.
Als we een dorpje naderen horen we vaak luide muziek. De versterker staat zo hard dat de muziek vervormd wordt. Wij vermoeden dat we al een keer een liedje van ABBA hebben gehoord en ook ‘we are the champions’ van Queen, maar helemaal zeker zijn we er niet van. Het gaat ook niet zozeer om de muziek maar om de aandacht die getrokken wordt van de voorbijgangers. Langs de weg staan inwoners van het dorp te rammelen met een pot om geld in te zamelen voor de (nieuwbouw/verbouwing van de) pagode (tempel) van het dorp. Eén man roept door de microfoon en probeert de muziek te overstemmen om voorbijgangers te overtuigen een donatie te geven. Als wij langs komen fietsen is het even stil, maar als we dan zwaaien galmt het ‘mingelaba’ door de speakers.
Monniken
Op de fiets komen we onderweg veel boeddhistische monniken tegen. Blootvoets en kaalgeschoren lopen ze door de straten gekleed in bordeauxrode doeken. De monniken lopen in een rijtje achter elkaar, de kleinste voorop. Elke monnik heeft een bedelnap, waarin gelovigen een offer kunnen doen, vaak in de vorm van rijst.
In Bago bezochten we het Kya Kha Wain Kyaung Klooster, één van de grootste kloosters van Myanmar. Elke dag verloopt volgens een vast ritueel. ’s Ochtends om 6.00 uur verzamelen de 500 monniken zich en stellen zich op in een lange rij. In een lange processie lopen ze vervolgens door de stad om offers op te halen. Terwijl de zon opkomt wordt op straat de markt opgebouwd en worden de eerste offers gebracht. Na een tijdje gaan de monniken uiteen en lopen, vaak in twee-of drietal, verder door de stad. Om 11.00 uur zijn de monniken weer terug in het klooster en is het tijd voor de lunch. Een paar monniken hebben de tafeltjes in de eetzaal gedekt en als de grote bel wordt geluid stellen de 500 monniken zich weer op in een lange rij. Met de bedelnap in de handen lopen ze in een lange rij naar de eetzaal. Een fotogeniek beeld en dat dachten veel andere bezoekers met ons. Maar niet iedere bezoeker was er om foto’s te maken. Er waren veel boeddhisten, uit Thailand, Japan maar ook uit Myanmar, die daar waren om een offer te brengen. Op tafeltjes hadden ze de offers uitgestald. De monniken schuifelen langzaam in rijen naar de eetzaal terwijl de bezoekers hen de offers toestoppen. Naast rijst, koekjes en noedels worden er nu ook praktische spulletjes gegeven zoals tandenborstels en tandpasta, pennen, schriften, medicijnen en scheermesjes maar ook geld. De monniken kijken strak voor zich uit en maken geen oogcontact. Gelaten laten zij het gebeuren over zich heen gaan, elke dag weer. We hebben er een dubbel gevoel bij. Aan de ene kant willen we mooie foto’s maken, maar we beseffen ook dat het ‘aapjes kijken’ is.
In de eetzaal zaten de monniken aan kleine ronde tafeltjes en ook daar worden natuurlijk veel foto’s gemaakt: ‘de leeuwen worden gevoederd’. Na het eten vertrekken de bussen met bezoekers weer en keert de rust weer terug in het klooster. De jonge monniken krijgen dan les. In kleine lokaaltjes zitten de monniken op de grond en klassikaal worden de lessen opgedreund. Eén leraar die aanwijzingen geeft en vervolgens klinkt uit twintig kelen hetzelfde riedeltje en dat minutenlang. Ook nu weer prachtige beelden van de monniken, maar nu zijn er nog maar twee toeristen over die foto’s maken.
Ons 'fiets tempo' sluit aan bij het tempo van de mensen hier. We zien de mensen aan de kant van de weg, we zwaaien naar ze en we zien ze glimlachen. Ook hier zien we veel fietsers, bepakt en bezakt, op weg naar de markt of naar school.
Regelmatig stoppen we even om wat te drinken of een hapje te eten. We trekken dan veel bekijks en dat is weer een mooie gelegenheid om foto’s te maken.
Als we een dorpje naderen horen we vaak luide muziek. De versterker staat zo hard dat de muziek vervormd wordt. Wij vermoeden dat we al een keer een liedje van ABBA hebben gehoord en ook ‘we are the champions’ van Queen, maar helemaal zeker zijn we er niet van. Het gaat ook niet zozeer om de muziek maar om de aandacht die getrokken wordt van de voorbijgangers. Langs de weg staan inwoners van het dorp te rammelen met een pot om geld in te zamelen voor de (nieuwbouw/verbouwing van de) pagode (tempel) van het dorp. Eén man roept door de microfoon en probeert de muziek te overstemmen om voorbijgangers te overtuigen een donatie te geven. Als wij langs komen fietsen is het even stil, maar als we dan zwaaien galmt het ‘mingelaba’ door de speakers.
Monniken
Op de fiets komen we onderweg veel boeddhistische monniken tegen. Blootvoets en kaalgeschoren lopen ze door de straten gekleed in bordeauxrode doeken. De monniken lopen in een rijtje achter elkaar, de kleinste voorop. Elke monnik heeft een bedelnap, waarin gelovigen een offer kunnen doen, vaak in de vorm van rijst.
In Bago bezochten we het Kya Kha Wain Kyaung Klooster, één van de grootste kloosters van Myanmar. Elke dag verloopt volgens een vast ritueel. ’s Ochtends om 6.00 uur verzamelen de 500 monniken zich en stellen zich op in een lange rij. In een lange processie lopen ze vervolgens door de stad om offers op te halen. Terwijl de zon opkomt wordt op straat de markt opgebouwd en worden de eerste offers gebracht. Na een tijdje gaan de monniken uiteen en lopen, vaak in twee-of drietal, verder door de stad. Om 11.00 uur zijn de monniken weer terug in het klooster en is het tijd voor de lunch. Een paar monniken hebben de tafeltjes in de eetzaal gedekt en als de grote bel wordt geluid stellen de 500 monniken zich weer op in een lange rij. Met de bedelnap in de handen lopen ze in een lange rij naar de eetzaal. Een fotogeniek beeld en dat dachten veel andere bezoekers met ons. Maar niet iedere bezoeker was er om foto’s te maken. Er waren veel boeddhisten, uit Thailand, Japan maar ook uit Myanmar, die daar waren om een offer te brengen. Op tafeltjes hadden ze de offers uitgestald. De monniken schuifelen langzaam in rijen naar de eetzaal terwijl de bezoekers hen de offers toestoppen. Naast rijst, koekjes en noedels worden er nu ook praktische spulletjes gegeven zoals tandenborstels en tandpasta, pennen, schriften, medicijnen en scheermesjes maar ook geld. De monniken kijken strak voor zich uit en maken geen oogcontact. Gelaten laten zij het gebeuren over zich heen gaan, elke dag weer. We hebben er een dubbel gevoel bij. Aan de ene kant willen we mooie foto’s maken, maar we beseffen ook dat het ‘aapjes kijken’ is.
In de eetzaal zaten de monniken aan kleine ronde tafeltjes en ook daar worden natuurlijk veel foto’s gemaakt: ‘de leeuwen worden gevoederd’. Na het eten vertrekken de bussen met bezoekers weer en keert de rust weer terug in het klooster. De jonge monniken krijgen dan les. In kleine lokaaltjes zitten de monniken op de grond en klassikaal worden de lessen opgedreund. Eén leraar die aanwijzingen geeft en vervolgens klinkt uit twintig kelen hetzelfde riedeltje en dat minutenlang. Ook nu weer prachtige beelden van de monniken, maar nu zijn er nog maar twee toeristen over die foto’s maken.
Markt Bago
De markt is een drukke verzamelplaats van mensen. Birmezen doen er hun dagelijkse inkopen en het is ook een ontmoetingsplaats. Aan het einde van de ochtend kun je alleen maar stapvoets over de markt schuifelen. In Bago bezochten we de markt vroeg in de ochtend. Vlak voordat de zon opkomt richten de marktkooplui hun stalletjes in. Het is er nog rustig en bovendien nog niet heet.
De markt is een drukke verzamelplaats van mensen. Birmezen doen er hun dagelijkse inkopen en het is ook een ontmoetingsplaats. Aan het einde van de ochtend kun je alleen maar stapvoets over de markt schuifelen. In Bago bezochten we de markt vroeg in de ochtend. Vlak voordat de zon opkomt richten de marktkooplui hun stalletjes in. Het is er nog rustig en bovendien nog niet heet.
De fietsen
We hebben inmiddels al meer dan 10.000 km gefietst. In Bangkok hebben we onze fietsen klaar gemaakt voor de tweede helft van onze reis. In een gespecialiseerde fietsenzaak hebben ze o.a. onze spaken nagekeken en opgespannen.
We hadden geen problemen met de wielen/spaken, maar wilden zeker weten (na al die weken hobbelen over slechte wegen in o.a. Tadjikistan) dat het goed zou zijn. Uit voorzorg, om problemen te voorkomen.
Echter, nog geen 1000 km verwijderd van Bangkok breekt er een spaak uit H. zijn achterwiel. Tja, op de fietsreparatiecursus hadden we wel geleerd hoe je een wiel moet spaken, maar dit zou ons toch niet overkomen dachten we naïef. Die avond moesten we dus aan de slag in het hotel. Laptop erbij met een filmpje met een voorbeeld hoe je een spaak moet vervangen. De ‘jury’ stond ook al klaar om ons te beoordelen; het voltallige hotelpersoneel zat achter een tafel om ons werk te observeren.
Al met al viel het mee om er een nieuwe spaak in te zetten. Helaas brak er de volgende dag nog een spaak. Hopelijk de laatste voor de komende maanden, alhoewel we nu wel bedreven zijn in het vervangen van spaken.
We hebben inmiddels al meer dan 10.000 km gefietst. In Bangkok hebben we onze fietsen klaar gemaakt voor de tweede helft van onze reis. In een gespecialiseerde fietsenzaak hebben ze o.a. onze spaken nagekeken en opgespannen.
We hadden geen problemen met de wielen/spaken, maar wilden zeker weten (na al die weken hobbelen over slechte wegen in o.a. Tadjikistan) dat het goed zou zijn. Uit voorzorg, om problemen te voorkomen.
Echter, nog geen 1000 km verwijderd van Bangkok breekt er een spaak uit H. zijn achterwiel. Tja, op de fietsreparatiecursus hadden we wel geleerd hoe je een wiel moet spaken, maar dit zou ons toch niet overkomen dachten we naïef. Die avond moesten we dus aan de slag in het hotel. Laptop erbij met een filmpje met een voorbeeld hoe je een spaak moet vervangen. De ‘jury’ stond ook al klaar om ons te beoordelen; het voltallige hotelpersoneel zat achter een tafel om ons werk te observeren.
Al met al viel het mee om er een nieuwe spaak in te zetten. Helaas brak er de volgende dag nog een spaak. Hopelijk de laatste voor de komende maanden, alhoewel we nu wel bedreven zijn in het vervangen van spaken.
16-2-2015
Onderweg
Enkele foto’s die we onderweg maakten.
Onderweg
Enkele foto’s die we onderweg maakten.
Yangon
We hebben een dagdeel doorgebracht bij de Shwedagon Paya Pagoda in Yangon, de hoofdstad.
We hadden voldoende aanspraak doordat een groepje studenten hun Engels wilde oefenen. Al keuvelend liepen we over het terrein en gaven zij uitleg over de verschillende tempels en Boeddhabeelden op het terrein.
Ook hebben we een markt bezocht in Yangon.
We hebben een dagdeel doorgebracht bij de Shwedagon Paya Pagoda in Yangon, de hoofdstad.
We hadden voldoende aanspraak doordat een groepje studenten hun Engels wilde oefenen. Al keuvelend liepen we over het terrein en gaven zij uitleg over de verschillende tempels en Boeddhabeelden op het terrein.
Ook hebben we een markt bezocht in Yangon.
Taukkyan War kerkhof
Op weg van Yangon naar Bago fietsten we langs het Taukkyan War kerkhof. Hier zijn 6374 graven van geallieerde soldaten die gesneuveld zijn in Birma. Tijdens de Tweede Wereldoorlog veroverde Japan een groot gedeelte van Birma en dreigde ze ook India te veroveren. Bij de slag om Assam vochten naast de Bitse soldaten ook soldaten uit India en ook uit Nepal. De laatste groep wordt ook wel Ghurka’s genoemd en zijn bekend om hun moed. Een grote groep Ghurka’s zijn na de Tweede Wereldoorlog in Birma blijven wonen. In het westen van Birma vormen zij en hun (klein)kinderen een hechte gemeenschap.
Op weg van Yangon naar Bago fietsten we langs het Taukkyan War kerkhof. Hier zijn 6374 graven van geallieerde soldaten die gesneuveld zijn in Birma. Tijdens de Tweede Wereldoorlog veroverde Japan een groot gedeelte van Birma en dreigde ze ook India te veroveren. Bij de slag om Assam vochten naast de Bitse soldaten ook soldaten uit India en ook uit Nepal. De laatste groep wordt ook wel Ghurka’s genoemd en zijn bekend om hun moed. Een grote groep Ghurka’s zijn na de Tweede Wereldoorlog in Birma blijven wonen. In het westen van Birma vormen zij en hun (klein)kinderen een hechte gemeenschap.
Rijstvelden
Urenlang fietsten we langs rijstvelden. H. besloot van dichterbij een kijkje te gaan nemen. Om de juiste foto te maken kreeg hij natte voeten, maar het was het zeker waard. Met de warme zon waren de schoenen overigens weer snel droog.
Urenlang fietsten we langs rijstvelden. H. besloot van dichterbij een kijkje te gaan nemen. Om de juiste foto te maken kreeg hij natte voeten, maar het was het zeker waard. Met de warme zon waren de schoenen overigens weer snel droog.
De tempels van Bagan
Een prachtige toeristische attractie in Myanmar zijn de tempels van Bagan. Vanaf de 11de tot de 13de eeuw was deze stad het politieke en culturele middelpunt. In de omgeving van Bagan staan meer dan 4000 oude Boeddhistische tempels en één hindoetempel. Met de fiets hebben we een tochtje gemaakt en de mooiste tempels bezocht.
Een prachtige toeristische attractie in Myanmar zijn de tempels van Bagan. Vanaf de 11de tot de 13de eeuw was deze stad het politieke en culturele middelpunt. In de omgeving van Bagan staan meer dan 4000 oude Boeddhistische tempels en één hindoetempel. Met de fiets hebben we een tochtje gemaakt en de mooiste tempels bezocht.
Van Bagan naar Tamu
Van het toeristische Myanmar via het afgelegen westen naar de grens met India
Ik (H.) zit op 4 februari met de laptop op mijn schoot op een tweepersoonsbed. Het matras is een (dun) gevuld dekentje op een houten plank en elke vijf minuten moet ik anders gaan zitten omdat het zeer doet aan mijn billen. Het bed is ingeklemd tussen drie muren en aan de linker- en voetkant zijn twee geblindeerde ramen met smoezelige groene gordijntjes die het felle zonlicht buitenhouden. Voor de rest staat er een klein tafeltje in het kamertje. De moderne airco steekt af bij de groene muren die nodig een likje verf nodig hebben. Groter dan tien vierkante meter is de kamer niet. We hebben niet de vrijheid om naar buiten te gaan, tot morgenvroeg, want dan mogen we weer verder fietsen. Vrijheid in Myanmar, hoe gek het ook klinkt: wij zijn blij dat we hier in ‘ons kamertje’ mogen blijven. Hoe heeft het zo ver kunnen komen?
Dinsdag 3 februari fietsten we ’s ochtends weg uit Bagan, richting het noorden. Nu de grens Myanmar-India open is staan op internet enkele ervaringen van de eerste fietsers die deze route hebben afgelegd. Van drie Duitse fietsers die we waren tegengekomen hoorden we de verhalen over de staat van de wegen. Zij waren via Kale naar Monywa zuidwaarts gefietst. Op de landkaart staat het als een volwaardige weg aangegeven maar het is meer dan 100 kilometer duwen en trekken door mul zand. De Engelsen hebben in een ver verleden deze weg aangelegd en sindsdien is er niets meer aan gebeurd.
Wij besloten een andere route te nemen om Monywa te vermijden. Echter van deze route is (nog) niets bekend. Na navraag te hebben gedaan op het busstation in Pakokku kregen we steeds meer vertrouwen in ‘onze nieuwe route’. Vol goede moed fietsten we langs vriendelijk groetende mensen en een groot aantal historische pagodas. Zelfs de gebroken spaak – de derde binnen een week al uit het achterwiel van H.- kon ons humeur niet bederven. Rond 15.00 uur zagen we de eerste houten huisjes van het stadje Yesagyo. Bij het eerste theehuis informeerden we of er ook een guesthouse was. Verschrikt keek het personeel ons aan. Ondanks dat ze maar een paar woorden Engels spraken werd het ons duidelijk dat er geen slaapplaats was in Yesagyo. Eén van de meisjes drukte een mobieltje in H.’s hand en in duidelijk Engels vroeg een jongeman waarmee hij ons van dienst kon zijn. Ik vertelde kort onze plannen en dat we nu op zoek waren naar een plek om te overnachten. Het verhaal dat hij vertelde kenden we al van andere fietsers die hun ervaringen op internet hebben gezet: in Myanmar mag een buitenlandse toerist alleen overnachten in hotels/guesthouses die daar toestemming voor hebben. Kamperen is uit den boze en overnachten in een klooster of bij mensen thuis mag alleen maar met toestemming van de ‘immigration-officer’. Maar, voegde de jongeman er aan toe, hij zou zorgen voor een oplossing. Ondertussen zaten we prinsheerlijk aan een tafeltje en werden we verwend met meloen, druiven, pinda’s, een fles koud water en een heerlijk fruitsapje van avocado. De Birmese gastvrijheid ten top, we mochten niets betalen en kregen zelfs een bakje mee met de pinda’s die we nog niet op hadden. Enige tijd later kwam er een jongeman bij ons zitten die zich voorstelde als ‘mister Aung Myo’. Hij nodigde ons uit om in zijn huis te logeren, tegenover het theehuis. Het traditionele houten huis stond leeg en werd opgeknapt. Binnen rook het naar beits, maar het was een prima plek om te slapen. Om 19.00 uur zou hij ons komen halen om een hapje te gaan eten. De rest van de middag gebruikten we om onze route goed op de kaart en GPS te zetten. In een grote Toyota reden we die avond naar een restaurant. Na enige tijd kwamen er een paar mannen aan een tafeltje achter ons zitten en zij spraken Aung Myo aan. Een korte conversatie in het Birmees volgde totdat Aung Myo zich weer omdraaide en verder at. De mannen gingen iets verderop aan een ander tafeltje zitten. We vertelden onze gastheer van onze plannen om naar India te fietsen toen de mannen hem riepen. Aung Myo liep naar het tafeltje toe en sprake een poosje met de mannen. Eenmaal terug aan tafel legde Aung Myo ons uit dat de lokale immigration-officer ons geen toestemming gaf om vannacht in Yesagyo te overnachten. Verbaasd keken we elkaar aan. In eerste instantie dachten we dat we het niet goed hadden begrepen, maar de bezorgde blik van Aung Myo sprak boekdelen. Hij legde uit dat we, omdat we dus hier niet mochten slapen, meteen naar Pakokku zouden rijden. Daar zijn wel hotels en mogen toeristen slapen zonder toestemming. ‘De fietsen en bagage laten we hier staan en morgenvroeg breng ik jullie weer terug zodat je verder kunt fietsen’. Voordat we iets konden zeggen stond Aung Myo op, betaalde het eten en vroeg of we nu meteen naar Pakokku zouden rijden of dat we eerst nog wat spulletjes op moesten halen. Nog beduusd van de mededeling, stapten we in de auto om wat toiletspulletjes en andere benodigdheden op te halen. Binnen tien minuten zaten we weer in de auto en reden we naar Pakokku. Na een uur rijden over de ons zeer bekende weg, checkten we in bij een hotel waar de prijs-kwaliteit verhouding volledig uit balans is (overigens is dit wel vaker het geval in Myanmar: weinig kwaliteit, voor hetgeen je betaalt). Tot onze verbazing, bleef Aung Myo ook slapen in het hotel.
Overdonderd zaten we even later in de hotelkamer, in het stadje waar we die middag doorheen gefietst waren. We wisten dat het ons kon overkomen maar toch overheerste de gedachte dat het ons niet zou gebeuren. De volgende dag reden we na het ontbijt weer terug naar Yesagyo. Onderweg tankte Aung Myo benzine op onze kosten; dit wilden we ‘terugdoen’ voor zijn hulp en de kosten die hij had gemaakt. We pakten onze fietsen, maakten foto’s van Aung Myo en zijn familie en bedankten hem hartelijk voor de gastvrijheid. We kregen van hem nog twee dozen met lokale lekkernijen mee!
De route naar het westen was een prachtige tocht door een droog landschap met zand en palmen. Onderweg veel vriendelijke mensen. De conditie van de weg werd steeds smaller en slechter maar doordat er weinig verkeer was, was het eenvoudig om de grote gaten in het asfalt te omzeilen.
Tijdens het fietsen, bedachten we een aanpak voor de komende nacht. We hadden geen zin in dezelfde taferelen als de nacht ervoor en bedachten dat het beter zou zijn dat we ons, bij aankomst in het stadje Pale, meteen zouden melden bij het politiebureau. Dan zouden we zelf het initiatief nemen en als gesprekspartner worden gezien. Gisteren hadden we niets in te brengen en werd er voor ons besloten.
Bij elk politiebureau in Myanmar hangt er een bord met de vriendelijke mededeling: ‘may I help you?’.
Bij aankomst in Pale, fietsten we het terrein op van het politiebureau. Onder de veranda zat een man die ons naar binnen bracht. Voor een grote tafel met daarachter een statige stoel werden voor ons twee plastic stoelen neergezet en de ventilator werd aangezet. Een vriendelijke jongeman kwam er bij zitten en in goed Engels stelde hij zich voor als ‘Phyoogy’i en, ging hij verder, hij was agent, met één ster. De toevoeging ‘met één ster’ was wel nodig want een uniform droeg hij niet, net zoals de andere agenten die er zaten. Hij vroeg wat we kwamen doen. We legden uit dat we graag in Pale wilden overnachten en dat we hiervoor toestemming nodig hebben. Begrijpend keek hij ons aan en herhaalde hetgeen we al wisten over de regels m.b.t. het overnachten. Een andere man kwam er bij zitten, ‘a police officer with two stars’, aldus Phyoogyi. In gebrekkig Engels volgde een moeizame conversatie met Phyoogyi als tolk. Nogmaals legden we ons verhaal uit. Het was niet aan hem om te beslissen of we mochten blijven maar de immigration-officer van Pale zou hierover gaan. De ‘police officer two-stars’ stond op met de mededeling dat hij de immigration-officer zou bellen. Na enkele minuten, die een eeuwigheid duurden, kwam hij terug met de mededeling dat er geen hotel of guesthouse is voor buitenlanders en dat zodoende de immigration-officer ons geen toestemming gaf om in Pale te overnachten. We legden uit dat we niet terug konden fietsen en dat de volgende plaats toch echt te ver was om nu nog naar toe gaan. Phyoogyi en ‘two-stars’ gingen met elkaar in gesprek. Het enige woord dat we oppikten was Monywa, de stad die we juist probeerden te vermijden. Met de landkaart erbij wees Phyoogyi ons op de route over Monywa, daar was het eenvoudiger om te overnachten. Wanhopig keken we elkaar aan, toch niet over Monywa, dat betekende dat we een forse omweg hadden gemaakt. We gooiden het over een andere boeg. ‘Kunnen we dan misschien in de omgeving kamperen of misschien kunnen we in een klooster overnachten of desnoods in het politiebureau?’. Maar alle opties werden zonder argument afgewezen. ‘OK’, besliste ‘twostars’, ‘let’s go to the immigration-officer”. We volgden hem naar buiten. Samen met een andere agent stapte hij op een brommer en wij volgden hen op de fiets. Op het bureau werden we naar de kamer van de immigration-officer gebracht. De immigration-officer liet even op zich wachten en zette zich toen achter zijn bureau. Hij was de enige man die we vandaag zagen die een uniform droeg. Phyoogyi was inmiddels ook aangekomen in fungeerde weer als tolk. Uitvoerig controleerde de immigration-officer onze paspoorten en met name het visum voor Myanmar. Hij had een kopie nodig van ons paspoort, van ons visum en van de entrystempel van Myanmar. K. ging de kopietjes halen die nog in onze fietstassen zaten. Ondertussen hadden de politieofficier en immigration-officer een gesprek. Phyoogyi volgde het gesprek nauwkeurig. Hij stootte met zijn knieën tegen mijn knieën aan en knikte terwijl hij ‘OK’ fluisterde. De kopietjes waren in orde en vervolgens kwam het verlossende woord dat we mochten overnachten in Pale. Nadrukkelijk werd erbij gezegd dat we één nacht mochten blijven. Phyoogyi was blij en sommeerde ons hem te volgen. Het leek ons dat hij persoonlijk de opdracht van de immigration-officer had gekregen om te zorgen dat het bezoek van de toeristen aan Pale ‘niet uit de hand zou lopen’. Hij bracht ons naar een primitief guesthouse en met de permissie van de immigration-officer checkte we in. Nadrukkelijk vertelde Phyoogyi ons dat we niet naar buiten mochten om het dorpje te bezichtigen en dat we de volgende ochtend weer vroeg moesten vertrekken. Wat betreft het avondeten, rond zes uur zou hij weer komen zodat we gezamenlijk een hapje konden gaan eten. ‘Onder politiebegeleiding’ kocht ik nog een paar flessen water en nestelde me op het bed met de laptop. Ik had meer dan genoeg inspiratie om te schrijven voor de website. Vrijheid in Myanmar….. niet de vrijheid om naar buiten te gaan, wel de vrijheid om in Pale te overnachten.
Naschrift:
Toen rond 19.30 Phyoogyi nog niet was komen opdagen, zijn we – tegen de orders in - naar buiten gegaan om een hapje te eten. Op de terugweg naar het guesthouse zagen we hem en hij verontschuldigde zich, er was een ongeluk gebeurd en als politie moest hij daar bij zijn. De volgende ochtend stond hij wel om 6.00 uur paraat met heet water voor ons ontbijt. We zwaaiden Phyoogyi uit. We weten niet wie er meer opgelucht was. Wij, omdat we alsnog mochten overnachten in Pale of Phyoogyi, omdat alles goed was verlopen en de toeristen geen ‘gekke dingen’ hadden gedaan.
Van het toeristische Myanmar via het afgelegen westen naar de grens met India
Ik (H.) zit op 4 februari met de laptop op mijn schoot op een tweepersoonsbed. Het matras is een (dun) gevuld dekentje op een houten plank en elke vijf minuten moet ik anders gaan zitten omdat het zeer doet aan mijn billen. Het bed is ingeklemd tussen drie muren en aan de linker- en voetkant zijn twee geblindeerde ramen met smoezelige groene gordijntjes die het felle zonlicht buitenhouden. Voor de rest staat er een klein tafeltje in het kamertje. De moderne airco steekt af bij de groene muren die nodig een likje verf nodig hebben. Groter dan tien vierkante meter is de kamer niet. We hebben niet de vrijheid om naar buiten te gaan, tot morgenvroeg, want dan mogen we weer verder fietsen. Vrijheid in Myanmar, hoe gek het ook klinkt: wij zijn blij dat we hier in ‘ons kamertje’ mogen blijven. Hoe heeft het zo ver kunnen komen?
Dinsdag 3 februari fietsten we ’s ochtends weg uit Bagan, richting het noorden. Nu de grens Myanmar-India open is staan op internet enkele ervaringen van de eerste fietsers die deze route hebben afgelegd. Van drie Duitse fietsers die we waren tegengekomen hoorden we de verhalen over de staat van de wegen. Zij waren via Kale naar Monywa zuidwaarts gefietst. Op de landkaart staat het als een volwaardige weg aangegeven maar het is meer dan 100 kilometer duwen en trekken door mul zand. De Engelsen hebben in een ver verleden deze weg aangelegd en sindsdien is er niets meer aan gebeurd.
Wij besloten een andere route te nemen om Monywa te vermijden. Echter van deze route is (nog) niets bekend. Na navraag te hebben gedaan op het busstation in Pakokku kregen we steeds meer vertrouwen in ‘onze nieuwe route’. Vol goede moed fietsten we langs vriendelijk groetende mensen en een groot aantal historische pagodas. Zelfs de gebroken spaak – de derde binnen een week al uit het achterwiel van H.- kon ons humeur niet bederven. Rond 15.00 uur zagen we de eerste houten huisjes van het stadje Yesagyo. Bij het eerste theehuis informeerden we of er ook een guesthouse was. Verschrikt keek het personeel ons aan. Ondanks dat ze maar een paar woorden Engels spraken werd het ons duidelijk dat er geen slaapplaats was in Yesagyo. Eén van de meisjes drukte een mobieltje in H.’s hand en in duidelijk Engels vroeg een jongeman waarmee hij ons van dienst kon zijn. Ik vertelde kort onze plannen en dat we nu op zoek waren naar een plek om te overnachten. Het verhaal dat hij vertelde kenden we al van andere fietsers die hun ervaringen op internet hebben gezet: in Myanmar mag een buitenlandse toerist alleen overnachten in hotels/guesthouses die daar toestemming voor hebben. Kamperen is uit den boze en overnachten in een klooster of bij mensen thuis mag alleen maar met toestemming van de ‘immigration-officer’. Maar, voegde de jongeman er aan toe, hij zou zorgen voor een oplossing. Ondertussen zaten we prinsheerlijk aan een tafeltje en werden we verwend met meloen, druiven, pinda’s, een fles koud water en een heerlijk fruitsapje van avocado. De Birmese gastvrijheid ten top, we mochten niets betalen en kregen zelfs een bakje mee met de pinda’s die we nog niet op hadden. Enige tijd later kwam er een jongeman bij ons zitten die zich voorstelde als ‘mister Aung Myo’. Hij nodigde ons uit om in zijn huis te logeren, tegenover het theehuis. Het traditionele houten huis stond leeg en werd opgeknapt. Binnen rook het naar beits, maar het was een prima plek om te slapen. Om 19.00 uur zou hij ons komen halen om een hapje te gaan eten. De rest van de middag gebruikten we om onze route goed op de kaart en GPS te zetten. In een grote Toyota reden we die avond naar een restaurant. Na enige tijd kwamen er een paar mannen aan een tafeltje achter ons zitten en zij spraken Aung Myo aan. Een korte conversatie in het Birmees volgde totdat Aung Myo zich weer omdraaide en verder at. De mannen gingen iets verderop aan een ander tafeltje zitten. We vertelden onze gastheer van onze plannen om naar India te fietsen toen de mannen hem riepen. Aung Myo liep naar het tafeltje toe en sprake een poosje met de mannen. Eenmaal terug aan tafel legde Aung Myo ons uit dat de lokale immigration-officer ons geen toestemming gaf om vannacht in Yesagyo te overnachten. Verbaasd keken we elkaar aan. In eerste instantie dachten we dat we het niet goed hadden begrepen, maar de bezorgde blik van Aung Myo sprak boekdelen. Hij legde uit dat we, omdat we dus hier niet mochten slapen, meteen naar Pakokku zouden rijden. Daar zijn wel hotels en mogen toeristen slapen zonder toestemming. ‘De fietsen en bagage laten we hier staan en morgenvroeg breng ik jullie weer terug zodat je verder kunt fietsen’. Voordat we iets konden zeggen stond Aung Myo op, betaalde het eten en vroeg of we nu meteen naar Pakokku zouden rijden of dat we eerst nog wat spulletjes op moesten halen. Nog beduusd van de mededeling, stapten we in de auto om wat toiletspulletjes en andere benodigdheden op te halen. Binnen tien minuten zaten we weer in de auto en reden we naar Pakokku. Na een uur rijden over de ons zeer bekende weg, checkten we in bij een hotel waar de prijs-kwaliteit verhouding volledig uit balans is (overigens is dit wel vaker het geval in Myanmar: weinig kwaliteit, voor hetgeen je betaalt). Tot onze verbazing, bleef Aung Myo ook slapen in het hotel.
Overdonderd zaten we even later in de hotelkamer, in het stadje waar we die middag doorheen gefietst waren. We wisten dat het ons kon overkomen maar toch overheerste de gedachte dat het ons niet zou gebeuren. De volgende dag reden we na het ontbijt weer terug naar Yesagyo. Onderweg tankte Aung Myo benzine op onze kosten; dit wilden we ‘terugdoen’ voor zijn hulp en de kosten die hij had gemaakt. We pakten onze fietsen, maakten foto’s van Aung Myo en zijn familie en bedankten hem hartelijk voor de gastvrijheid. We kregen van hem nog twee dozen met lokale lekkernijen mee!
De route naar het westen was een prachtige tocht door een droog landschap met zand en palmen. Onderweg veel vriendelijke mensen. De conditie van de weg werd steeds smaller en slechter maar doordat er weinig verkeer was, was het eenvoudig om de grote gaten in het asfalt te omzeilen.
Tijdens het fietsen, bedachten we een aanpak voor de komende nacht. We hadden geen zin in dezelfde taferelen als de nacht ervoor en bedachten dat het beter zou zijn dat we ons, bij aankomst in het stadje Pale, meteen zouden melden bij het politiebureau. Dan zouden we zelf het initiatief nemen en als gesprekspartner worden gezien. Gisteren hadden we niets in te brengen en werd er voor ons besloten.
Bij elk politiebureau in Myanmar hangt er een bord met de vriendelijke mededeling: ‘may I help you?’.
Bij aankomst in Pale, fietsten we het terrein op van het politiebureau. Onder de veranda zat een man die ons naar binnen bracht. Voor een grote tafel met daarachter een statige stoel werden voor ons twee plastic stoelen neergezet en de ventilator werd aangezet. Een vriendelijke jongeman kwam er bij zitten en in goed Engels stelde hij zich voor als ‘Phyoogy’i en, ging hij verder, hij was agent, met één ster. De toevoeging ‘met één ster’ was wel nodig want een uniform droeg hij niet, net zoals de andere agenten die er zaten. Hij vroeg wat we kwamen doen. We legden uit dat we graag in Pale wilden overnachten en dat we hiervoor toestemming nodig hebben. Begrijpend keek hij ons aan en herhaalde hetgeen we al wisten over de regels m.b.t. het overnachten. Een andere man kwam er bij zitten, ‘a police officer with two stars’, aldus Phyoogyi. In gebrekkig Engels volgde een moeizame conversatie met Phyoogyi als tolk. Nogmaals legden we ons verhaal uit. Het was niet aan hem om te beslissen of we mochten blijven maar de immigration-officer van Pale zou hierover gaan. De ‘police officer two-stars’ stond op met de mededeling dat hij de immigration-officer zou bellen. Na enkele minuten, die een eeuwigheid duurden, kwam hij terug met de mededeling dat er geen hotel of guesthouse is voor buitenlanders en dat zodoende de immigration-officer ons geen toestemming gaf om in Pale te overnachten. We legden uit dat we niet terug konden fietsen en dat de volgende plaats toch echt te ver was om nu nog naar toe gaan. Phyoogyi en ‘two-stars’ gingen met elkaar in gesprek. Het enige woord dat we oppikten was Monywa, de stad die we juist probeerden te vermijden. Met de landkaart erbij wees Phyoogyi ons op de route over Monywa, daar was het eenvoudiger om te overnachten. Wanhopig keken we elkaar aan, toch niet over Monywa, dat betekende dat we een forse omweg hadden gemaakt. We gooiden het over een andere boeg. ‘Kunnen we dan misschien in de omgeving kamperen of misschien kunnen we in een klooster overnachten of desnoods in het politiebureau?’. Maar alle opties werden zonder argument afgewezen. ‘OK’, besliste ‘twostars’, ‘let’s go to the immigration-officer”. We volgden hem naar buiten. Samen met een andere agent stapte hij op een brommer en wij volgden hen op de fiets. Op het bureau werden we naar de kamer van de immigration-officer gebracht. De immigration-officer liet even op zich wachten en zette zich toen achter zijn bureau. Hij was de enige man die we vandaag zagen die een uniform droeg. Phyoogyi was inmiddels ook aangekomen in fungeerde weer als tolk. Uitvoerig controleerde de immigration-officer onze paspoorten en met name het visum voor Myanmar. Hij had een kopie nodig van ons paspoort, van ons visum en van de entrystempel van Myanmar. K. ging de kopietjes halen die nog in onze fietstassen zaten. Ondertussen hadden de politieofficier en immigration-officer een gesprek. Phyoogyi volgde het gesprek nauwkeurig. Hij stootte met zijn knieën tegen mijn knieën aan en knikte terwijl hij ‘OK’ fluisterde. De kopietjes waren in orde en vervolgens kwam het verlossende woord dat we mochten overnachten in Pale. Nadrukkelijk werd erbij gezegd dat we één nacht mochten blijven. Phyoogyi was blij en sommeerde ons hem te volgen. Het leek ons dat hij persoonlijk de opdracht van de immigration-officer had gekregen om te zorgen dat het bezoek van de toeristen aan Pale ‘niet uit de hand zou lopen’. Hij bracht ons naar een primitief guesthouse en met de permissie van de immigration-officer checkte we in. Nadrukkelijk vertelde Phyoogyi ons dat we niet naar buiten mochten om het dorpje te bezichtigen en dat we de volgende ochtend weer vroeg moesten vertrekken. Wat betreft het avondeten, rond zes uur zou hij weer komen zodat we gezamenlijk een hapje konden gaan eten. ‘Onder politiebegeleiding’ kocht ik nog een paar flessen water en nestelde me op het bed met de laptop. Ik had meer dan genoeg inspiratie om te schrijven voor de website. Vrijheid in Myanmar….. niet de vrijheid om naar buiten te gaan, wel de vrijheid om in Pale te overnachten.
Naschrift:
Toen rond 19.30 Phyoogyi nog niet was komen opdagen, zijn we – tegen de orders in - naar buiten gegaan om een hapje te eten. Op de terugweg naar het guesthouse zagen we hem en hij verontschuldigde zich, er was een ongeluk gebeurd en als politie moest hij daar bij zijn. De volgende ochtend stond hij wel om 6.00 uur paraat met heet water voor ons ontbijt. We zwaaiden Phyoogyi uit. We weten niet wie er meer opgelucht was. Wij, omdat we alsnog mochten overnachten in Pale of Phyoogyi, omdat alles goed was verlopen en de toeristen geen ‘gekke dingen’ hadden gedaan.
Volop aandacht
5 en 6 februari verliepen voorspoedig. We hebben het vlakke land achter ons gelaten en een paar dagen hebben we flink moeten klimmen. We passeerden veel kleine dorpjes/gehuchtjes. Het gebied ten noorden van Mandalay is niet toeristisch en de mensen zijn daarom ook niet gewend aan toeristen. We trokken onderweg dan ook veel aandacht. Op de steile stukken waar we met 5 kilometer per uur omhoog gingen leek het alsof we de tour de France aan het fietsen waren: soms kregen we een flesje water toegestopt van iemand. Er werd veel gewuifd, geroepen, gelachen (soms toegelachen, soms uitgelachen), gefotografeerd (met mobieltjes) en gezwaaid. Twee meisjes passeerden ons op een scooter; K. ploeterde fietsend de berg omhoog, eentje stapte af en begon K. spontaan de berg op de duwen. Als we even rust namen bij een stalletje en een fles water bestelden (en betaalden) kregen we er soms nog 2 extra cadeau. Soms werd na aankomst het stalletje omgetoverd tot een ‘fotoshoot-omgeving’, de stoelen werden netjes in een rij gezet en of we even wilden plaatsnemen zodat iedereen om de beurt met ons op de foto kon.
De wegen zijn in het algemeen in redelijke staat. We zijn blij dat we voor deze route hebben gekozen en niet over Monywa zijn gefietst. De wegwerkers (mannen en veel vrouwen) waren uitermate vriendelijk. We kregen een mondkapje aangeboden tegen het stof, en een paar jongens hielpen ons met het duwen van onze fietsen door het mulle zand. Dat was erg prettig, want het was loodzwaar. Bovenop de berg kregen we nog een kopje koffie van ze aangeboden en bezochten we een pagoda waar we wierookstokjes aanstaken.
We kregen het idee dat we (een van) de eerste buitenlanders zijn in deze omgeving.
5 en 6 februari verliepen voorspoedig. We hebben het vlakke land achter ons gelaten en een paar dagen hebben we flink moeten klimmen. We passeerden veel kleine dorpjes/gehuchtjes. Het gebied ten noorden van Mandalay is niet toeristisch en de mensen zijn daarom ook niet gewend aan toeristen. We trokken onderweg dan ook veel aandacht. Op de steile stukken waar we met 5 kilometer per uur omhoog gingen leek het alsof we de tour de France aan het fietsen waren: soms kregen we een flesje water toegestopt van iemand. Er werd veel gewuifd, geroepen, gelachen (soms toegelachen, soms uitgelachen), gefotografeerd (met mobieltjes) en gezwaaid. Twee meisjes passeerden ons op een scooter; K. ploeterde fietsend de berg omhoog, eentje stapte af en begon K. spontaan de berg op de duwen. Als we even rust namen bij een stalletje en een fles water bestelden (en betaalden) kregen we er soms nog 2 extra cadeau. Soms werd na aankomst het stalletje omgetoverd tot een ‘fotoshoot-omgeving’, de stoelen werden netjes in een rij gezet en of we even wilden plaatsnemen zodat iedereen om de beurt met ons op de foto kon.
De wegen zijn in het algemeen in redelijke staat. We zijn blij dat we voor deze route hebben gekozen en niet over Monywa zijn gefietst. De wegwerkers (mannen en veel vrouwen) waren uitermate vriendelijk. We kregen een mondkapje aangeboden tegen het stof, en een paar jongens hielpen ons met het duwen van onze fietsen door het mulle zand. Dat was erg prettig, want het was loodzwaar. Bovenop de berg kregen we nog een kopje koffie van ze aangeboden en bezochten we een pagoda waar we wierookstokjes aanstaken.
We kregen het idee dat we (een van) de eerste buitenlanders zijn in deze omgeving.
Op sommige stukken werd nog hard aan de weg gewerkt.
Eerst hakken de mannen het zand met een pikhouweel en schop uit de oppervlakte. Langs de weg zijn mannen bezig om grote blokken stenen tot kleinere stenen te hakken. Deze stenen worden op het ‘schoongemaakte’ traject gelegd. Dit gebeurt voornamelijk door vrouwen die de stenen in rieten mandjes ophalen. Alsof de vrouwen een puzzel aan het leggen zijn worden de stenen nauwkeurig gelegd. Om zich te beschermen tegen de zon hebben deze vrouwen rieten hoedjes op. In een ver verleden hadden deze hoedjes een mooie felle kleur maar door de zon en het stof zijn ze verweerd. Op de grote stenen worden kleine steentjes gegooid. Deze worden eerst door een groepje geprepareerd en gezeefd. Over deze laag kleine steentjes wordt teer gegoten. Het teer wordt in tonnen aangeleverd. Men verwarmt een ton teer op een houtvuur en met een geïmproviseerde ‘gieter’ wordt het hete teer over de steentjes gegoten. Hierover komt nog een laag kleine steentjes. Je kunt je voorstellen dat dit een tijdrovend proces is en dat er nog kilometers weg gerepareerd moet worden. Er is vast hier geen Arbowetgeving: wegwerkers/assistenten lopen op slippertjes met blote voeten, kinderen lopen ertussendoor etc.
Eerst hakken de mannen het zand met een pikhouweel en schop uit de oppervlakte. Langs de weg zijn mannen bezig om grote blokken stenen tot kleinere stenen te hakken. Deze stenen worden op het ‘schoongemaakte’ traject gelegd. Dit gebeurt voornamelijk door vrouwen die de stenen in rieten mandjes ophalen. Alsof de vrouwen een puzzel aan het leggen zijn worden de stenen nauwkeurig gelegd. Om zich te beschermen tegen de zon hebben deze vrouwen rieten hoedjes op. In een ver verleden hadden deze hoedjes een mooie felle kleur maar door de zon en het stof zijn ze verweerd. Op de grote stenen worden kleine steentjes gegooid. Deze worden eerst door een groepje geprepareerd en gezeefd. Over deze laag kleine steentjes wordt teer gegoten. Het teer wordt in tonnen aangeleverd. Men verwarmt een ton teer op een houtvuur en met een geïmproviseerde ‘gieter’ wordt het hete teer over de steentjes gegoten. Hierover komt nog een laag kleine steentjes. Je kunt je voorstellen dat dit een tijdrovend proces is en dat er nog kilometers weg gerepareerd moet worden. Er is vast hier geen Arbowetgeving: wegwerkers/assistenten lopen op slippertjes met blote voeten, kinderen lopen ertussendoor etc.
Het overnachten in Kyaw en Gangaw was geen probleem. Er was geen permission nodig van de immigratie en na een zeer basic guesthouse in Kyaw (met harde houten bedden zonder matras) was er in Gangaw zelfs een hotel: een bed mét dik matras, een TV er was zelfs WIFI (weliswaar zeer traag) maar er was geen stromend warm water in de douche. Met een emmer waarin een verwarmingselement zat konden wij water opwarmen om ons te wassen.
Op weg naar vrijheid
In 2003 bezocht ik (H) Myanmar voor de eerste keer. Ik kocht de Lonely Planet en de Nederlandstalige Dominicus reisgids van Myanmar. In beide reisgidsen werd een aantal kanttekeningen geplaatst bij een vakantie in Myanmar. Het land was een dictatuur, politieke- noch sociale grondrechten werden door de regering gerespecteerd. De basis van de macht van de regering lag bij het leger. De inkomsten van de belangrijkste toeristische sites vloeiden rechtstreeks in de zakken van de machthebbers. Jaarlijks werden er hectaren bossen gekapt en werd het teakhout met veel winst aan het buitenland verkocht. Inwoners van Myanmar waren verplicht om enkele weken per jaar onbetaald werk te verrichten. Als toerist mocht je alleen overnachten in hotels die daarvoor een vergunning hadden (overigens is dit nog steeds het geval). De meeste hotels waren dan ook in handen van de machthebbers terwijl de familiehotels een fiks bedrag moesten betalen voor een vergunning. Met een bezoek aan Myanmar zou je (in)direct de machthebbers (financieel) steunen. Een treffend voorbeeld hiervan was het ‘toeristengeld’. Elke toerist was verplicht om 100 dollar in te wisselen voor ‘toeristengeld’. Dit geld was alleen te besteden in de duurdere hotels en bij overheidsinstanties. Familiehotels accepteerden dit geld niet omdat ze er een ongunstige koers voor terugkregen.
Ik (H) was in 2003 goed geïnformeerd over de situatie in Myanmar en besloot uiteindelijk toch te gaan. Achter het goede humeur en de prachtige glimlach van de inwoners van Myanmar schuilt ontzettend veel leed. Maar als toerist merk je daar weinig van: wat mij vooral bijbleef was de vriendelijkheid van de mensen. Totdat ik in Mandalay de Moustache brothers bezocht. Dit is een variétégezelschap met als basis twee broers en een neef. Daarnaast treden ook nog andere familieleden op. Hun repertoire bestaat uit traditionele dans, poppenspel en muziek. Maar daarnaast hebben ze ook een aantal sketches waarin ze kritiek hebben op de overheid, de corruptie, de rol van het leger en het ontbreken van mensenrechten in Myanmar. Ik kreeg een warm welkom die middag bij de Moustache brothers thuis. In hun huis was een klein podium met daarvoor ongeveer 40 stoelen. Tot een echt gesprek kwam het niet daarvoor was de taalbarrière te groot. Na een korte rondleiding door hun thuistheater kreeg ik een dikke ordner in mijn handen gedrukt. Hierin zaten artikelen van buitenlandse magazines over de Moustache brothers. Ik bladerde door totdat ik een Nederlands artikel zag. Het was gepubliceerd in Wordt Vervolgd, een blad uitgegeven door Amnesty International Nederland. Hierin stonden de lotgevallen van de Moustache brothers. Een aantal jaar geleden traden ze op bij een politieke bijeenkomst waar ook oppositieleider Aung San Suu Kyi aanwezig was. Enkele dagen na het optreden werden twee van de drie Moustache brothers gearresteerd en werden na een schijnproces veroordeeld tot enkele jaren strafkamp. In het artikel zijn de mensonterende toestanden uitvoerig beschreven. Na enkele jaren zijn ze vrijgelaten maar ze mochten niet meer professioneel optreden. Toen ik ze bezocht was dit nog steeds van kracht. Dit betekende dat ze hun beroep niet meer konden uitoefenen en geen inkomen meer hadden. Op een slinkse manier wisten ze deze regel te omzeilen. Elke avond hielden ze in hun thuistheater een ‘generale repetitie’ waarvoor ze geen entree vroegen. Maar na afloop stond het de (buitenlandse) bezoeker vrij om een bijdrage te geven. Die avond bezocht ik hun show en ik gaf de Moustache brothers een vergroting van een foto die ik die middag had gemaakt.
Als ik bij het vak maatschappijleer op Havo/Vwo het onderwerp grondrechten behandel, laat ik die foto van de Moustache brothers zien en vertel over mijn ervaringen in Myanmar. Het artikel uit Wordt Vervolgd behandel ik dan ook.
Dat was twaalf jaar geleden, twaalf roerige jaren in Myanmar en nu ben ik terug. Is er iets veranderd? In 2007 waren er heftige demonstraties, geleid door monniken. De deur naar meer vrijheid werd op een kiertje gezet. In 2010 is het huisarrest van Aung San Suu Kyi opgeheven en in 2012 haalde ze alsnog de Nobelprijs voor de Vrede op in Oslo die ze al in 1991 kreeg. Politieke gevangen zijn vrijgelaten en de National League for Democracy (NLD: politieke partij) wordt nu door de regering erkend. Er zijn verkiezingen geweest waar de NLD een forse overwinning behaalde en Aung San Suu Kyi werd gekozen tot lid van het Lagerhuis. Positieve ontwikkelingen, en nu ben ik terug in Myanmar. Wat merk ik, de toerist, er van? Wat me de eerste dagen meteen opviel is dat er in het openbaar borden hangen van de NLD. Borden en kranten met een afbeelding van Aung San Suu Kyi, ‘the lady’, waren twaalf jaar geleden niet mogelijk. In Yangon wordt momenteel gedemonstreerd tegen de overheid die land van de boeren heeft geconfisqueerd en op weg naar Bagan zagen we een politieke demonstratie. Het toeristengeld is inmiddels afgeschaft en Myanmar opent zijn deuren naar het buitenland. Tot voor kort kon je alleen maar naar Myanmar per vliegtuig. Nu is de grensovergang tussen Thailand en Myanmar open. En ook in het noorden kun je nu sinds enkele maanden vanuit Myanmar naar India, weliswaar heb je hiervoor nog steeds een permit nodig. Kleine stapjes op weg naar een open, vrije maatschappij. Wat echter nog steeds niet is veranderd is de vrijheid voor de toerist om in elk plaatsje te slapen. We werden bijvoorbeeld door een familie uitgenodigd om te overnachten maar we kregen geen toestemming van de politie en we moesten doorfietsen. Ook werden we in een guesthouse geweigerd omdat ze geen vergunning hadden voor buitenlanders.
Op weg naar vrijheid
In 2003 bezocht ik (H) Myanmar voor de eerste keer. Ik kocht de Lonely Planet en de Nederlandstalige Dominicus reisgids van Myanmar. In beide reisgidsen werd een aantal kanttekeningen geplaatst bij een vakantie in Myanmar. Het land was een dictatuur, politieke- noch sociale grondrechten werden door de regering gerespecteerd. De basis van de macht van de regering lag bij het leger. De inkomsten van de belangrijkste toeristische sites vloeiden rechtstreeks in de zakken van de machthebbers. Jaarlijks werden er hectaren bossen gekapt en werd het teakhout met veel winst aan het buitenland verkocht. Inwoners van Myanmar waren verplicht om enkele weken per jaar onbetaald werk te verrichten. Als toerist mocht je alleen overnachten in hotels die daarvoor een vergunning hadden (overigens is dit nog steeds het geval). De meeste hotels waren dan ook in handen van de machthebbers terwijl de familiehotels een fiks bedrag moesten betalen voor een vergunning. Met een bezoek aan Myanmar zou je (in)direct de machthebbers (financieel) steunen. Een treffend voorbeeld hiervan was het ‘toeristengeld’. Elke toerist was verplicht om 100 dollar in te wisselen voor ‘toeristengeld’. Dit geld was alleen te besteden in de duurdere hotels en bij overheidsinstanties. Familiehotels accepteerden dit geld niet omdat ze er een ongunstige koers voor terugkregen.
Ik (H) was in 2003 goed geïnformeerd over de situatie in Myanmar en besloot uiteindelijk toch te gaan. Achter het goede humeur en de prachtige glimlach van de inwoners van Myanmar schuilt ontzettend veel leed. Maar als toerist merk je daar weinig van: wat mij vooral bijbleef was de vriendelijkheid van de mensen. Totdat ik in Mandalay de Moustache brothers bezocht. Dit is een variétégezelschap met als basis twee broers en een neef. Daarnaast treden ook nog andere familieleden op. Hun repertoire bestaat uit traditionele dans, poppenspel en muziek. Maar daarnaast hebben ze ook een aantal sketches waarin ze kritiek hebben op de overheid, de corruptie, de rol van het leger en het ontbreken van mensenrechten in Myanmar. Ik kreeg een warm welkom die middag bij de Moustache brothers thuis. In hun huis was een klein podium met daarvoor ongeveer 40 stoelen. Tot een echt gesprek kwam het niet daarvoor was de taalbarrière te groot. Na een korte rondleiding door hun thuistheater kreeg ik een dikke ordner in mijn handen gedrukt. Hierin zaten artikelen van buitenlandse magazines over de Moustache brothers. Ik bladerde door totdat ik een Nederlands artikel zag. Het was gepubliceerd in Wordt Vervolgd, een blad uitgegeven door Amnesty International Nederland. Hierin stonden de lotgevallen van de Moustache brothers. Een aantal jaar geleden traden ze op bij een politieke bijeenkomst waar ook oppositieleider Aung San Suu Kyi aanwezig was. Enkele dagen na het optreden werden twee van de drie Moustache brothers gearresteerd en werden na een schijnproces veroordeeld tot enkele jaren strafkamp. In het artikel zijn de mensonterende toestanden uitvoerig beschreven. Na enkele jaren zijn ze vrijgelaten maar ze mochten niet meer professioneel optreden. Toen ik ze bezocht was dit nog steeds van kracht. Dit betekende dat ze hun beroep niet meer konden uitoefenen en geen inkomen meer hadden. Op een slinkse manier wisten ze deze regel te omzeilen. Elke avond hielden ze in hun thuistheater een ‘generale repetitie’ waarvoor ze geen entree vroegen. Maar na afloop stond het de (buitenlandse) bezoeker vrij om een bijdrage te geven. Die avond bezocht ik hun show en ik gaf de Moustache brothers een vergroting van een foto die ik die middag had gemaakt.
Als ik bij het vak maatschappijleer op Havo/Vwo het onderwerp grondrechten behandel, laat ik die foto van de Moustache brothers zien en vertel over mijn ervaringen in Myanmar. Het artikel uit Wordt Vervolgd behandel ik dan ook.
Dat was twaalf jaar geleden, twaalf roerige jaren in Myanmar en nu ben ik terug. Is er iets veranderd? In 2007 waren er heftige demonstraties, geleid door monniken. De deur naar meer vrijheid werd op een kiertje gezet. In 2010 is het huisarrest van Aung San Suu Kyi opgeheven en in 2012 haalde ze alsnog de Nobelprijs voor de Vrede op in Oslo die ze al in 1991 kreeg. Politieke gevangen zijn vrijgelaten en de National League for Democracy (NLD: politieke partij) wordt nu door de regering erkend. Er zijn verkiezingen geweest waar de NLD een forse overwinning behaalde en Aung San Suu Kyi werd gekozen tot lid van het Lagerhuis. Positieve ontwikkelingen, en nu ben ik terug in Myanmar. Wat merk ik, de toerist, er van? Wat me de eerste dagen meteen opviel is dat er in het openbaar borden hangen van de NLD. Borden en kranten met een afbeelding van Aung San Suu Kyi, ‘the lady’, waren twaalf jaar geleden niet mogelijk. In Yangon wordt momenteel gedemonstreerd tegen de overheid die land van de boeren heeft geconfisqueerd en op weg naar Bagan zagen we een politieke demonstratie. Het toeristengeld is inmiddels afgeschaft en Myanmar opent zijn deuren naar het buitenland. Tot voor kort kon je alleen maar naar Myanmar per vliegtuig. Nu is de grensovergang tussen Thailand en Myanmar open. En ook in het noorden kun je nu sinds enkele maanden vanuit Myanmar naar India, weliswaar heb je hiervoor nog steeds een permit nodig. Kleine stapjes op weg naar een open, vrije maatschappij. Wat echter nog steeds niet is veranderd is de vrijheid voor de toerist om in elk plaatsje te slapen. We werden bijvoorbeeld door een familie uitgenodigd om te overnachten maar we kregen geen toestemming van de politie en we moesten doorfietsen. Ook werden we in een guesthouse geweigerd omdat ze geen vergunning hadden voor buitenlanders.
En de Moustache brothers? Ik had ze graag weer bezocht met de foto die ik op mijn eerste reis maakte. Maar voor Mandalay moesten we een omweg maken en met een visum voor slechts 28 dagen (sommige dingen veranderen niet…) hebben we besloten om dat niet te doen. Inmiddels is één van de drie brothers overleden en mogen ze weer optreden. Om een voorstelling bij te wonen moet je nu een ticket kopen en als ik de ervaringen van recente bezoekers moet geloven zijn ze meer bezig met de verkoop van merchandise artikelen dan met de voorstelling.
Als toerist moet je nooit teruggaan naar een plek waar je goede herinneringen aan hebt. Het gevoel dat je toen had zal nooit meer hetzelfde zijn, maar de fijne herinnering blijft wel bestaan. Voor mij blijven de Moustache brothers helden, die jaren van hun leven hebben opgeofferd voor vrijheid in Myanmar.
School
We zijn in de omgeving van Kalemyo een schooltje binnengegaan. Er stonden zoveel kinderen te zwaaien op de speelplaats, dat we het niet konden laten even de speelplaats op te gaan. De school bestaat uit twee grote lokalen waar door middel van bamboeschotten kleinere ruimtes worden gecreëerd. De jongste leerlingen, eerste drie ‘grades’ zitten op de grond. Met drie leerlingen zitten zij aan een klein tafeltje. De oudere leerlingen zitten op stoelen. In de lerarenkamer werden wij ontvangen en kregen we een stuk meloen aangeboden. Na een half uurtje vertrokken we weer en werden we enthousiast uitgezwaaid door tientallen kinderen.
Als toerist moet je nooit teruggaan naar een plek waar je goede herinneringen aan hebt. Het gevoel dat je toen had zal nooit meer hetzelfde zijn, maar de fijne herinnering blijft wel bestaan. Voor mij blijven de Moustache brothers helden, die jaren van hun leven hebben opgeofferd voor vrijheid in Myanmar.
School
We zijn in de omgeving van Kalemyo een schooltje binnengegaan. Er stonden zoveel kinderen te zwaaien op de speelplaats, dat we het niet konden laten even de speelplaats op te gaan. De school bestaat uit twee grote lokalen waar door middel van bamboeschotten kleinere ruimtes worden gecreëerd. De jongste leerlingen, eerste drie ‘grades’ zitten op de grond. Met drie leerlingen zitten zij aan een klein tafeltje. De oudere leerlingen zitten op stoelen. In de lerarenkamer werden wij ontvangen en kregen we een stuk meloen aangeboden. Na een half uurtje vertrokken we weer en werden we enthousiast uitgezwaaid door tientallen kinderen.
Processie
Op een van de laatste dagen in Myanmar zagen we een processie. Het was ‘donation-day’ en daarom brachten inwoners van het dorp offers naar de tempel. In een lange rij liepen de mensen naar de tempel. Ze droegen offers bij zich, o.a. in manden. Het blijft ons verwonderen hoe de vrouwen hier zonder enige moeite manden op hun hoofd dragen. Drie kinderen waren prachtig gekleed en werden op een troon, gedragen door een aantal jonge mannen, naar de tempel gebracht. De stoet eindigde met een paar mannen die verkleed waren en voor de camera allerlei capriolen uithaalden; het leek wel carnaval.
Op een van de laatste dagen in Myanmar zagen we een processie. Het was ‘donation-day’ en daarom brachten inwoners van het dorp offers naar de tempel. In een lange rij liepen de mensen naar de tempel. Ze droegen offers bij zich, o.a. in manden. Het blijft ons verwonderen hoe de vrouwen hier zonder enige moeite manden op hun hoofd dragen. Drie kinderen waren prachtig gekleed en werden op een troon, gedragen door een aantal jonge mannen, naar de tempel gebracht. De stoet eindigde met een paar mannen die verkleed waren en voor de camera allerlei capriolen uithaalden; het leek wel carnaval.