Iran
Via de nieuwe (noord)zijde fietsten we het station van Tilburg binnen. De nieuwe lift in het stationsgebouw was berekend op onze fietsen met bagage. De treinreis naar Schiphol verliep prima, al waren een paar forensen op het traject Utrecht-Schiphol het daar niet mee eens.
Van Ukraine Airlines hadden we nauwgezette instructie gekregen over de afmetingen van onze fietsen; hoogte, lengte en diepte mochten bij elkaar opgeteld niet meer zijn dan 300 centimeter. Thuis hadden we de fietsen al in een plastic fietshoes gestopt om te controleren of het allemaal paste. De fiets van H. paste net. Het inchecken verliep makkelijk, geen problemen met de fiets. Via Kiev vlogen we naar Teheran.
Bij aankomst in Teheran regelden we een Visum On Arrival. Voor ons visum hadden we een schriftelijke verklaring van onze ziektekostenverzekering nodig met de garantie dat we ook in Iran zijn verzekerd. Een medewerker van de douane keek vluchtig over onze papieren en zette er een stempel op. Bij het volgende loket leverden we onze paspoorten in en kregen we een papiertje mee om bij het volgende loket twee keer 75 euro te betalen voor ons visum. Na dit te hebben gedaan weer terug naar loket twee waar we ons visum kregen. Tenslotte sloten we achter in de rij aan bij loket vier waar onze paspoorten werden gecontroleerd en we een stempel kregen. Welkom in Iran!
Onze fietstassen, gepakt in flightbags kwamen al snel op de band. Bij het begin van de band kon H. de fietsen ophalen. Door de rubber strips keek hij naar de medewerkers aan de achterkant van de lopende band en probeerde duidelijk te maken dat er ergens nog twee fietsen moesten zijn. Eén momentje….. en toen werden de fietsen op de lopende band gezet. Tot onze verbazing waren de fietshoezen verdwenen en het stuur van de fiets van K. was uit de buis. We vreesden dat de stuurstang tijdens de vlucht was gebroken. Maar na een grondige inspectie viel de schade aan de fietsen mee. De stuurstang was alleen maar los, het spatbord van de fiets van H. was los en een paar krassen op het frame. Gelukkig zijn de fietsen niet nieuw meer! We hadden alle tijd om de fietsen in elkaar te zetten, buiten was het nog donker.
Vervolgens op zoek naar een geldwisselkantoor. Iran is niet aangesloten op het internationale geldverkeer en dat betekende dat we niet kunnen pinnen. Bij het geldwisselkantoor konden we echter slechts 100 dollar per persoon wisselen maar voor de eerste dag zou dit toch genoeg zijn! Klaar om te fietsen. In de schemer verlieten we het vliegveld. Via een autoweg fietsten we naar het westen, richting Saveh. Rond 6.00 uur verdreef de zon de koele wind en rond 8.00 uur was het al heet. De forse tegenwind zorgde voor een beetje verkoeling maar of we daar op zaten te wachten…
Tehran – Saveh
Door de combinatie van de hitte en de wind leek het alsof we tegen een föhn in fietsten. We hadden een nacht overgeslagen en dat merkten we. We waren moe en hadden moeite om onze ogen open te houden. Een kort stukje meegelift in een Iraanse pick-up kwamen we eindelijk aan in Saveh. Even voor Saveh werden we door een jong stel in een auto begeleid naar een hotel. De uitnodiging om bij hen ’s avonds te komen eten sloegen we af, we verlangden naar een bed. Vermoeid vielen we op bed voor een kort middagslaapje. ‘s Avonds zijn nog wat gaan eten en nog wat meer dollars gewisseld en een auto gereserveerd om ons naar Hamadan te rijden. De weg Saveh-Hamadan is een autosnelweg en we hadden geen zin om twee dagen daar langs te fietsen.
Via de nieuwe (noord)zijde fietsten we het station van Tilburg binnen. De nieuwe lift in het stationsgebouw was berekend op onze fietsen met bagage. De treinreis naar Schiphol verliep prima, al waren een paar forensen op het traject Utrecht-Schiphol het daar niet mee eens.
Van Ukraine Airlines hadden we nauwgezette instructie gekregen over de afmetingen van onze fietsen; hoogte, lengte en diepte mochten bij elkaar opgeteld niet meer zijn dan 300 centimeter. Thuis hadden we de fietsen al in een plastic fietshoes gestopt om te controleren of het allemaal paste. De fiets van H. paste net. Het inchecken verliep makkelijk, geen problemen met de fiets. Via Kiev vlogen we naar Teheran.
Bij aankomst in Teheran regelden we een Visum On Arrival. Voor ons visum hadden we een schriftelijke verklaring van onze ziektekostenverzekering nodig met de garantie dat we ook in Iran zijn verzekerd. Een medewerker van de douane keek vluchtig over onze papieren en zette er een stempel op. Bij het volgende loket leverden we onze paspoorten in en kregen we een papiertje mee om bij het volgende loket twee keer 75 euro te betalen voor ons visum. Na dit te hebben gedaan weer terug naar loket twee waar we ons visum kregen. Tenslotte sloten we achter in de rij aan bij loket vier waar onze paspoorten werden gecontroleerd en we een stempel kregen. Welkom in Iran!
Onze fietstassen, gepakt in flightbags kwamen al snel op de band. Bij het begin van de band kon H. de fietsen ophalen. Door de rubber strips keek hij naar de medewerkers aan de achterkant van de lopende band en probeerde duidelijk te maken dat er ergens nog twee fietsen moesten zijn. Eén momentje….. en toen werden de fietsen op de lopende band gezet. Tot onze verbazing waren de fietshoezen verdwenen en het stuur van de fiets van K. was uit de buis. We vreesden dat de stuurstang tijdens de vlucht was gebroken. Maar na een grondige inspectie viel de schade aan de fietsen mee. De stuurstang was alleen maar los, het spatbord van de fiets van H. was los en een paar krassen op het frame. Gelukkig zijn de fietsen niet nieuw meer! We hadden alle tijd om de fietsen in elkaar te zetten, buiten was het nog donker.
Vervolgens op zoek naar een geldwisselkantoor. Iran is niet aangesloten op het internationale geldverkeer en dat betekende dat we niet kunnen pinnen. Bij het geldwisselkantoor konden we echter slechts 100 dollar per persoon wisselen maar voor de eerste dag zou dit toch genoeg zijn! Klaar om te fietsen. In de schemer verlieten we het vliegveld. Via een autoweg fietsten we naar het westen, richting Saveh. Rond 6.00 uur verdreef de zon de koele wind en rond 8.00 uur was het al heet. De forse tegenwind zorgde voor een beetje verkoeling maar of we daar op zaten te wachten…
Tehran – Saveh
Door de combinatie van de hitte en de wind leek het alsof we tegen een föhn in fietsten. We hadden een nacht overgeslagen en dat merkten we. We waren moe en hadden moeite om onze ogen open te houden. Een kort stukje meegelift in een Iraanse pick-up kwamen we eindelijk aan in Saveh. Even voor Saveh werden we door een jong stel in een auto begeleid naar een hotel. De uitnodiging om bij hen ’s avonds te komen eten sloegen we af, we verlangden naar een bed. Vermoeid vielen we op bed voor een kort middagslaapje. ‘s Avonds zijn nog wat gaan eten en nog wat meer dollars gewisseld en een auto gereserveerd om ons naar Hamadan te rijden. De weg Saveh-Hamadan is een autosnelweg en we hadden geen zin om twee dagen daar langs te fietsen.
Hamadan – Kangavar
Onze eerste echte fietsdag in Iran, een mooie route door het platteland van Iran, een paar steile bergen en mooie vergezichten. Onderweg kamen we vier mountainbikers tegen die onderdak voor ons regelden in de volgende plaats waar we zouden stoppen. We kregen het telefoonnummer van Umit die we moesten bellen bij aankomst. Net voor Kangavar stopte een auto met familie erin, of we bij hen wilden slapen. We vertelden hen van de uitnodiging van Umit en zij probeerden hem te bellen. Doordat we elkaar niet goed verstonden en zij aandrongen met hen mee te gaan, besloten we na enige twijfel toch met hen mee te gaan. Umit kwam aan het einde van de middag langs in de veronderstelling dat we bij hem zouden logeren. Deze situatie werd erg ongemakkelijk. Vooral omdat bleek dat Umit niet in Kangavar woonde maar 25 km verderop en speciaal uit zijn dorp voor ons naar de stad was gekomen. Uiteindelijk besloten we toch bij de familie in Kangavar te blijven. Ze waren dolgelukkig. De mannen van het gezin waren worstelaars en een oom van hen was onlangs wereldkampioen worstelen geworden. In Kangavar hingen grote banners om de wereldkampioen te eren. De volgende dag kostte het ons veel moeite om afscheid te nemen van de familie, of we alstublieft nog één dag, één week, één maand wilden blijven. Ongekende gastvrijheid en dit was slechts het begin.
Onze eerste echte fietsdag in Iran, een mooie route door het platteland van Iran, een paar steile bergen en mooie vergezichten. Onderweg kamen we vier mountainbikers tegen die onderdak voor ons regelden in de volgende plaats waar we zouden stoppen. We kregen het telefoonnummer van Umit die we moesten bellen bij aankomst. Net voor Kangavar stopte een auto met familie erin, of we bij hen wilden slapen. We vertelden hen van de uitnodiging van Umit en zij probeerden hem te bellen. Doordat we elkaar niet goed verstonden en zij aandrongen met hen mee te gaan, besloten we na enige twijfel toch met hen mee te gaan. Umit kwam aan het einde van de middag langs in de veronderstelling dat we bij hem zouden logeren. Deze situatie werd erg ongemakkelijk. Vooral omdat bleek dat Umit niet in Kangavar woonde maar 25 km verderop en speciaal uit zijn dorp voor ons naar de stad was gekomen. Uiteindelijk besloten we toch bij de familie in Kangavar te blijven. Ze waren dolgelukkig. De mannen van het gezin waren worstelaars en een oom van hen was onlangs wereldkampioen worstelen geworden. In Kangavar hingen grote banners om de wereldkampioen te eren. De volgende dag kostte het ons veel moeite om afscheid te nemen van de familie, of we alstublieft nog één dag, één week, één maand wilden blijven. Ongekende gastvrijheid en dit was slechts het begin.
Kangavar – Kermansha
De eerste uren fietsen we heerlijk over een grote weg. Het was nog niet druk dus we genoten van het fietsen. Onderweg bezochten we Bisotun. In de kliffen van de berg zijn rotstekeningen gekerfd. De oudste zijn van rond 521 voor Christus. De meest indrukwekkende is die van Darius, een Perische koning die een aantal bodes ontvangt. Voor de ontcijfering van oude Perisische talen Is Bisontun cruciaal. Wat de steen van Rosetta is voor de ontcijfering van het hiërogliefenschrift, is Bisontun voor de oud Persische talen. In Kermanshah sliepen we in een klein hotelletje met een zeer vriendelijke, bescheiden eigenaar. In eerste instantie verwees de eigenaar ons naar een ander hotel want daar waren de kamers mooier en waren er kamers met toilet en douche…… we kozen toch voor de basic kamer met de vriendelijke eigenaar.
De eerste uren fietsen we heerlijk over een grote weg. Het was nog niet druk dus we genoten van het fietsen. Onderweg bezochten we Bisotun. In de kliffen van de berg zijn rotstekeningen gekerfd. De oudste zijn van rond 521 voor Christus. De meest indrukwekkende is die van Darius, een Perische koning die een aantal bodes ontvangt. Voor de ontcijfering van oude Perisische talen Is Bisontun cruciaal. Wat de steen van Rosetta is voor de ontcijfering van het hiërogliefenschrift, is Bisontun voor de oud Persische talen. In Kermanshah sliepen we in een klein hotelletje met een zeer vriendelijke, bescheiden eigenaar. In eerste instantie verwees de eigenaar ons naar een ander hotel want daar waren de kamers mooier en waren er kamers met toilet en douche…… we kozen toch voor de basic kamer met de vriendelijke eigenaar.
Kermansha – Javanrut
De eerste kilometers fietsten we langs een drukke autoweg. De auto’s en trucks raasden langs ons. Pas in de middag werd het rustiger en konden we genieten van het fietsen. De laatste kilometers naar Javanrut waren zwaar: een lange, steile beklimming. De fietstocht werd onnodig gerekt door een zogenaamde paspoortcontrole van de geheime politie. Op de eerste dag werden we ook al geconfronteerd met een paspoortcontrole. Twee mannen in een auto stopten ons en vroegen ons naar ons paspoort. Aangezien de mannen geen uniform droegen en niet in een politieauto reden weigerden we dit. Een identiteitskaart van de twee heren leverde ook weinig op; één man liet ons een ID-kaart zien maar het Farsi was voor ons onleesbaar terwijl de andere man geen ID bij zich had. Een moeizaam gesprek volgde. Na koortsachtig gebel van de mannen en een controle van een kopie van onze paspoorten mochten we uiteindelijk doorfietsen. Maar vandaag was het anders. Een grote 4-wheeldrive maande ons te stoppen. Vier mannen sprongen uit de auto en vroegen naar onze paspoorten. Aangezien deze heren ook niet herkenbaar waren als agent weigerden we weer. De leider van de vijf mannen was duidelijk niet gewend aan tegenspraak en verloor zijn geduld. Twee mannen spraken Engels en we gaven aan dat we best onze paspoorten wilden laten zien maar dan wel aan de politie. We zouden wel doorfietsen naar het volgende dorp om daar het politiebureau te gaan. Maar dat vonden de mannen niet goed. Vele belletjes naar de politie volgden en een naar ons idee lang wachten. Na 15 minuten zeiden wij dat we zouden doorfietsen en dat ze ons wel zouden inhalen als de politie zou komen. Maar na enkele meters te hebben gefietst zagen we in onze spiegeltjes dat er een politieauto aan kwam rijden. Netjes stopten we en H. liet zijn paspoort zien aan de agent in uniform. Luchtig keek hij er naar en gebaarde dat het in orde was. K. hoefde haar paspoort niet te laten zien. Geïnteresseerd vroeg de agent waar we naar toe fietsten en wat we van Iran vonden. We gaven de agenten in uniform een hand en daarna ook de andere mannen en opgelucht fietsten we door. De laatste dag maakten we het weer een keer mee. In het laatste dorpje voor de grens stopten we en een jongeman komt naar ons toe en in slecht Engels sommeert hij ons om onze paspoorten te laten zien. Hij is gekleed in een versleten militair jasje en een broek die zijn beste tijd heeft gehad. Ongeloofwaardig kijken we hem aan. We zeggen hem dat we wel naar het politiebureau gaan en negeren hem verder. We stappen op de fiets en de eerste meters volgt hij ons nog op de brommer maar eenmaal uit het dorpje gaan we in vol tempo omlaag. Met meer dan 30 kilometer per uren racen we naar de grens. In onze spiegeltjes zien we dat onze controleur het opgeeft.
In het dorpje trakteerden we ons op een fles koud water en een cola. Op het trapje voor een winkel trokken we veel bekijks. Het duurde niet lang voordat we een ijsje aangeboden kregen en vervolgens ook een kopje thee. Wij genoten van de versnaperingen terwijl er veel foto’s van ons werden gemaakt. Na een tijdje kregen we van een jongeman een uitnodiging om bij zijn familie te slapen. De fietsen werden beneden in een magazijn gezet en boven werden we door de familie welkom geheten. Een heerlijke douche en alle vermoeidheid viel van ons af. De jongeman had twee zussen waarvan de jongste was getrouwd en niet meer in het ouderlijk huis woonde. ’s Avonds kwam ze opgewonden langs. Via de sociale media was ze al lang op de hoogte van dat er twee fietsers uit Nederland in Javanrut waren. Tot haar grote vreugde waren ze te gast bij haar familie. Het werd de avond van de selfies. De getrouwde zus kon geen Engels maar met een hoge stem riep ze tot hilariteit van de rest regelmatig ‘selfie, selfie’. Dat was voor ons het teken dat we ons weer op moesten maken voor een fotosessie met de iPhone en de selfiestick. We maakten voor het eerst mee dat internet werd gecensureerd door de Iraanse overheid. We wilden onze website laten zien aan de familie maar die toegang werd geblokkeerd. Via een VPN-verbinding was het toch mogelijk om onze website te bezoeken. Naast onze website zijn er nog veel meer sites die geblokkeerd waren waarvan Hotmail en Facebook de bekendste zijn. Maar ook deze zijn met een omweg allemaal te bekijken. Dat dat veel gebeurt, bewijst de vele Facebook-vrienden die we hebben opgedaan in Iran. Iedereen wilde in contact met ons blijven via Instagram of Facebook.
De eerste kilometers fietsten we langs een drukke autoweg. De auto’s en trucks raasden langs ons. Pas in de middag werd het rustiger en konden we genieten van het fietsen. De laatste kilometers naar Javanrut waren zwaar: een lange, steile beklimming. De fietstocht werd onnodig gerekt door een zogenaamde paspoortcontrole van de geheime politie. Op de eerste dag werden we ook al geconfronteerd met een paspoortcontrole. Twee mannen in een auto stopten ons en vroegen ons naar ons paspoort. Aangezien de mannen geen uniform droegen en niet in een politieauto reden weigerden we dit. Een identiteitskaart van de twee heren leverde ook weinig op; één man liet ons een ID-kaart zien maar het Farsi was voor ons onleesbaar terwijl de andere man geen ID bij zich had. Een moeizaam gesprek volgde. Na koortsachtig gebel van de mannen en een controle van een kopie van onze paspoorten mochten we uiteindelijk doorfietsen. Maar vandaag was het anders. Een grote 4-wheeldrive maande ons te stoppen. Vier mannen sprongen uit de auto en vroegen naar onze paspoorten. Aangezien deze heren ook niet herkenbaar waren als agent weigerden we weer. De leider van de vijf mannen was duidelijk niet gewend aan tegenspraak en verloor zijn geduld. Twee mannen spraken Engels en we gaven aan dat we best onze paspoorten wilden laten zien maar dan wel aan de politie. We zouden wel doorfietsen naar het volgende dorp om daar het politiebureau te gaan. Maar dat vonden de mannen niet goed. Vele belletjes naar de politie volgden en een naar ons idee lang wachten. Na 15 minuten zeiden wij dat we zouden doorfietsen en dat ze ons wel zouden inhalen als de politie zou komen. Maar na enkele meters te hebben gefietst zagen we in onze spiegeltjes dat er een politieauto aan kwam rijden. Netjes stopten we en H. liet zijn paspoort zien aan de agent in uniform. Luchtig keek hij er naar en gebaarde dat het in orde was. K. hoefde haar paspoort niet te laten zien. Geïnteresseerd vroeg de agent waar we naar toe fietsten en wat we van Iran vonden. We gaven de agenten in uniform een hand en daarna ook de andere mannen en opgelucht fietsten we door. De laatste dag maakten we het weer een keer mee. In het laatste dorpje voor de grens stopten we en een jongeman komt naar ons toe en in slecht Engels sommeert hij ons om onze paspoorten te laten zien. Hij is gekleed in een versleten militair jasje en een broek die zijn beste tijd heeft gehad. Ongeloofwaardig kijken we hem aan. We zeggen hem dat we wel naar het politiebureau gaan en negeren hem verder. We stappen op de fiets en de eerste meters volgt hij ons nog op de brommer maar eenmaal uit het dorpje gaan we in vol tempo omlaag. Met meer dan 30 kilometer per uren racen we naar de grens. In onze spiegeltjes zien we dat onze controleur het opgeeft.
In het dorpje trakteerden we ons op een fles koud water en een cola. Op het trapje voor een winkel trokken we veel bekijks. Het duurde niet lang voordat we een ijsje aangeboden kregen en vervolgens ook een kopje thee. Wij genoten van de versnaperingen terwijl er veel foto’s van ons werden gemaakt. Na een tijdje kregen we van een jongeman een uitnodiging om bij zijn familie te slapen. De fietsen werden beneden in een magazijn gezet en boven werden we door de familie welkom geheten. Een heerlijke douche en alle vermoeidheid viel van ons af. De jongeman had twee zussen waarvan de jongste was getrouwd en niet meer in het ouderlijk huis woonde. ’s Avonds kwam ze opgewonden langs. Via de sociale media was ze al lang op de hoogte van dat er twee fietsers uit Nederland in Javanrut waren. Tot haar grote vreugde waren ze te gast bij haar familie. Het werd de avond van de selfies. De getrouwde zus kon geen Engels maar met een hoge stem riep ze tot hilariteit van de rest regelmatig ‘selfie, selfie’. Dat was voor ons het teken dat we ons weer op moesten maken voor een fotosessie met de iPhone en de selfiestick. We maakten voor het eerst mee dat internet werd gecensureerd door de Iraanse overheid. We wilden onze website laten zien aan de familie maar die toegang werd geblokkeerd. Via een VPN-verbinding was het toch mogelijk om onze website te bezoeken. Naast onze website zijn er nog veel meer sites die geblokkeerd waren waarvan Hotmail en Facebook de bekendste zijn. Maar ook deze zijn met een omweg allemaal te bekijken. Dat dat veel gebeurt, bewijst de vele Facebook-vrienden die we hebben opgedaan in Iran. Iedereen wilde in contact met ons blijven via Instagram of Facebook.
Javanrut – Paveh
Onderweg naar Paveh bezochten we de Guri Qali cave. Een grot met stalagmieten en stalactieten. In Paveh fietsten we door de lange hoofdstraat op zoek naar een hotelletje. De man aan wie vroegen naar het hotel drong aan om bij zijn familie te logeren. Samen met zijn vrouw en kind was hij op bezoek bij zijn schoonouders. Het bovenste gedeelte van het huis stond leeg. Binnen enkele weken zou zijn schoonbroer trouwen en zou er dan met zijn vrouw intrekken. Het was geen enkel bezwaar dat wij daar zouden slapen. Bovenal: we konden eigenlijk niet onder de uitnodiging uit, hij bleef maar aandringen. De man was werkzaam aan de universiteit van Kermanshah en was goed op de hoogte van Nederland. Hij was zeer geïnteresseerd en noteerde nauwgezet alles wat wij over Nederland vertelde. Hij had nog geen paspoort. Hij zou pas een paspoort krijgen als hij vier jaar had gewerkt voor de universiteit. Een paspoort in Iran is geen recht zoals in Europa maar daar staat een plicht tegenover. Eerst werken voor de overheid alvorens je recht hebt op een paspoort. Een andere manier is de dienstplicht van twee jaar vervullen. De schoonvader maakte een paar foto’s van ons en plaatste op de lokale website van Paveh een blog over de twee Nederlandse gasten.
Onderweg naar Paveh bezochten we de Guri Qali cave. Een grot met stalagmieten en stalactieten. In Paveh fietsten we door de lange hoofdstraat op zoek naar een hotelletje. De man aan wie vroegen naar het hotel drong aan om bij zijn familie te logeren. Samen met zijn vrouw en kind was hij op bezoek bij zijn schoonouders. Het bovenste gedeelte van het huis stond leeg. Binnen enkele weken zou zijn schoonbroer trouwen en zou er dan met zijn vrouw intrekken. Het was geen enkel bezwaar dat wij daar zouden slapen. Bovenal: we konden eigenlijk niet onder de uitnodiging uit, hij bleef maar aandringen. De man was werkzaam aan de universiteit van Kermanshah en was goed op de hoogte van Nederland. Hij was zeer geïnteresseerd en noteerde nauwgezet alles wat wij over Nederland vertelde. Hij had nog geen paspoort. Hij zou pas een paspoort krijgen als hij vier jaar had gewerkt voor de universiteit. Een paspoort in Iran is geen recht zoals in Europa maar daar staat een plicht tegenover. Eerst werken voor de overheid alvorens je recht hebt op een paspoort. Een andere manier is de dienstplicht van twee jaar vervullen. De schoonvader maakte een paar foto’s van ons en plaatste op de lokale website van Paveh een blog over de twee Nederlandse gasten.
Paveh – Novadesh – Dezli – Marivan - Bastam
Inmiddels fietsen we al een paar dagen in de bergen van Kurdistan. Kleine weggetjes met steile beklimmingen. Langzaam kruipen we via haarspeldbochten omhoog. De stijgingspercentages lopen soms op tot 14 procent. Niet lang, maar tien procent stijgen is hier geen uitzondering.
In Noche was het tijd voor een lunch. H. stapte een winkel binnen voor de gebruikelijke ingrediënten voor de lunch: lavash, plat dun brood dat lang houdbaar is en handig op de fiets is mee te nemen, een blok kaas, tomaten, komkommer en een ui. Soms kopen we er ook een fles ayran bij, een dunne gezoute yoghurtdrink. H. was niet langer dan vijf minuten in het winkeltje. Buiten werd K. gemaand door een vrouw om mee te komen. We moesten en zouden bij haar thee komen drinken. Oke. Of we honger hadden. Ja. Daarom hadden we lunch gekocht. Ze wilde per se een andere lunch voor ons klaarmaken. Binnen 10 minuten zaten we te eten. Toen bleek dat een uur later het kinderfeestje begon voor de jongste dochter die 9 werd. En zo belanden we midden in het verjaardagsfeestje en waren wij ook het middelpunt. We waren echter niet gekleed voor een feestje maar daar werd snel een oplossing voor gevonden. K. werd gestoken in een typische Koerdische jurk. Het was erg leuk om de tradities te zien. Eerst gaan de meisjes dansen, dan eten ze taart, dan geven ze om beurten een cadeautje (wij gaven een sleutelhanger met 2 klompjes) en worden de cadeautjes op een hoop gelegd. Vervolgens gaan de meisjes voor de jarige zitten. Eén voor één worden de cadeautjes opgepakt en in de lucht gehouden en zegt de jarige van wie ze het cadeautje heeft gekregen. Pas dan worden ze uitgepakt.
Niet veel later is het feestje afgelopen en gaan de kinderen naar huis.
Daarna mochten we een douche nemen en werd gevraagd of we mee gingen naar hun tuin. Oke. Toen bleek dat we daar gingen BBQ-en. Met de hele familie. Mobieltjes mee natuurlijk en selfies werden gemaakt.
Inmiddels fietsen we al een paar dagen in de bergen van Kurdistan. Kleine weggetjes met steile beklimmingen. Langzaam kruipen we via haarspeldbochten omhoog. De stijgingspercentages lopen soms op tot 14 procent. Niet lang, maar tien procent stijgen is hier geen uitzondering.
In Noche was het tijd voor een lunch. H. stapte een winkel binnen voor de gebruikelijke ingrediënten voor de lunch: lavash, plat dun brood dat lang houdbaar is en handig op de fiets is mee te nemen, een blok kaas, tomaten, komkommer en een ui. Soms kopen we er ook een fles ayran bij, een dunne gezoute yoghurtdrink. H. was niet langer dan vijf minuten in het winkeltje. Buiten werd K. gemaand door een vrouw om mee te komen. We moesten en zouden bij haar thee komen drinken. Oke. Of we honger hadden. Ja. Daarom hadden we lunch gekocht. Ze wilde per se een andere lunch voor ons klaarmaken. Binnen 10 minuten zaten we te eten. Toen bleek dat een uur later het kinderfeestje begon voor de jongste dochter die 9 werd. En zo belanden we midden in het verjaardagsfeestje en waren wij ook het middelpunt. We waren echter niet gekleed voor een feestje maar daar werd snel een oplossing voor gevonden. K. werd gestoken in een typische Koerdische jurk. Het was erg leuk om de tradities te zien. Eerst gaan de meisjes dansen, dan eten ze taart, dan geven ze om beurten een cadeautje (wij gaven een sleutelhanger met 2 klompjes) en worden de cadeautjes op een hoop gelegd. Vervolgens gaan de meisjes voor de jarige zitten. Eén voor één worden de cadeautjes opgepakt en in de lucht gehouden en zegt de jarige van wie ze het cadeautje heeft gekregen. Pas dan worden ze uitgepakt.
Niet veel later is het feestje afgelopen en gaan de kinderen naar huis.
Daarna mochten we een douche nemen en werd gevraagd of we mee gingen naar hun tuin. Oke. Toen bleek dat we daar gingen BBQ-en. Met de hele familie. Mobieltjes mee natuurlijk en selfies werden gemaakt.
Een paar dagen later kreeg ook H. een typische Koerdische broek aangemeten. Een zeer ruime broek met een groot kruis. Het zit prima als je met je benen gekruist op de grond zit. Ook heeft hij nog een vest aangehad, met twee hoorntjes op de schouder.
Er wordt in Iran heel veel thee gedronken. De thee wordt geserveerd in een smal glas op een klein schoteltje. Als de thee te heet is om zo te drinken, wordt de thee op het schoteltje gegoten en zo naar binnen geslurpt. Er wordt een suikerklontje tussen de voortanden geklemd en zo drinkt men de thee. Thee zonder suiker vindt men hier maar raar.
Bastam - Baneh
Baneh is een typisch provinciestadje met de gebruikelijke winkeltjes, een bazaar en een paar kleine hotelletjes. De medewerker van het hotel was zeer hulpvaardig maar moest wel even controleren of we wel getrouwd waren. In K.’s paspoort staat e/v, echtgenoot van gevolgd door H.’s achternaam. Of ze het hebben begrepen weten we niet maar het werd geaccepteerd. Op tijd naar bed en de volgende dag vroeg weer op. De volgende ochtend vroegen vrienden van een medewerker van het hotel, of we nog een dag wilden blijven zodat ze ons mee naar een aantal sites konden nemen.
Baneh - Myrabad
In Myrabad worden we door een man uitgenodigd die nauwelijks Engels sprak. We duwen onze fietsen een van de steile straten omhoog. Elke keer als we denken dat we er zijn gebaart de man om nog een stukje verder te lopen. Uiteindelijk staan we voor een poort die ons naar zijn huis leidt. We zetten onze fietsen in de schuur neer en gaan languit op de tapijten op de grond zitten. Gelukkig kan de jongste zoon wel Engels zodat we het een en ander kunnen vertellen over onze reis. We zijn moe van de fietstocht en tot onze vreugde zet de jongste zoon de TV aan. De TV heeft een prominente plaats in de huiskamer. Of we geïnteresseerd zijn in een nieuwe film, The legend of Tarzan. Opgelucht knikken we. Even rust, even niet het gesprek aan de gang houden, vanaf nu zijn we geconcentreerd op de film. Al merken we wel dat onze ogen wat zwaarder worden en af en toe dicht vallen. Het is niet alleen de tocht en de warmte die ons uitput. Het leefritme van ons staat recht tegenover dat van de Iraniërs. Wij willen ’s ochtends zo vroeg mogelijk vertrekken zodat we al de nodige kilometers hebben gemaakt voordat de zon echt heet is. Dat betekent automatisch dat we dan ’s avonds ook op tijd eten en naar bed gaan. Maar als rond 18.00 uur onze magen beginnen te knorren krijgen we nog een kopje thee ingeschonken. Om de nodige energie te krijgen eten we dan veel suikerklontjes bij de thee. Als het buiten begint te schemeren komt het leven in Iran weer tot leven. De vrouw van onze gastheer duikt rond 20.30 uur de keuken in om een maaltijd voor te bereiden. Inmiddels kunnen wij geen suikerklontje meer zien. Een dik uur later is het eten klaar. Op de grond wordt een zeil gespreid, schalen met komkommers, tomaten, uien, rijst en kip worden op het zeil gezet. We krijgen er een glas ayran bij en gazeuse wordt ingeschonken. Als uitgehongerde wolven kijken we naar de schalen. Het eten smaakt ons voortreffelijk en we eten iets te veel. Rond 23.30 uur worden in een kamer onze bedden opgemaakt: twee dekens worden op de grond gelegd en een groot kussen voor onze hoofden. Als we het koud krijgen kunnen we een ander deken over ons heen trekken. Maar daar is geen behoefte aan. We vallen snel in slaap. De volgende dag zijn we nog steeds in ons fietsritme. Dat betekent als rond 7.00 uur de zon opkomt we wakker worden. Voorzichtig luisteren we of er al enig teken van leven is bij onze gastfamilie. In de woonkamer, de enige kamer met airco, kun je een speld horen vallen. We draaien ons nog even om, maar echt slapen is er niet meer bij. Pas rond 8.30 wordt onze gastheer wakker en een half uur later is iedereen wakker. De jongste zoon gaat brood halen en in de keuken wordt een zeil op de grond uitgespreid voor het ontbijt. Een uur later hebben we onze fietsen opgetuigd en zijn we klaar om verder te fietsen. Een laatste foto en een groet en de man brengt ons terug naar de hoofdstraat waar we onze route zullen vervolgen. In de brandende zon maken we onze eerste meters bergopwaarts. De man zwaait ons nog na en we zien hem denken: ‘wie gaat er in hemelsnaam met dit weer fietsen?‘. Binnen tien minuten zijn onze shirts nat van het zweet en parelen de zweetdruppeltjes over ons voorhoofd, de zweetband om H.’s hoofd is al verzadigd.
Er wordt in Iran heel veel thee gedronken. De thee wordt geserveerd in een smal glas op een klein schoteltje. Als de thee te heet is om zo te drinken, wordt de thee op het schoteltje gegoten en zo naar binnen geslurpt. Er wordt een suikerklontje tussen de voortanden geklemd en zo drinkt men de thee. Thee zonder suiker vindt men hier maar raar.
Bastam - Baneh
Baneh is een typisch provinciestadje met de gebruikelijke winkeltjes, een bazaar en een paar kleine hotelletjes. De medewerker van het hotel was zeer hulpvaardig maar moest wel even controleren of we wel getrouwd waren. In K.’s paspoort staat e/v, echtgenoot van gevolgd door H.’s achternaam. Of ze het hebben begrepen weten we niet maar het werd geaccepteerd. Op tijd naar bed en de volgende dag vroeg weer op. De volgende ochtend vroegen vrienden van een medewerker van het hotel, of we nog een dag wilden blijven zodat ze ons mee naar een aantal sites konden nemen.
Baneh - Myrabad
In Myrabad worden we door een man uitgenodigd die nauwelijks Engels sprak. We duwen onze fietsen een van de steile straten omhoog. Elke keer als we denken dat we er zijn gebaart de man om nog een stukje verder te lopen. Uiteindelijk staan we voor een poort die ons naar zijn huis leidt. We zetten onze fietsen in de schuur neer en gaan languit op de tapijten op de grond zitten. Gelukkig kan de jongste zoon wel Engels zodat we het een en ander kunnen vertellen over onze reis. We zijn moe van de fietstocht en tot onze vreugde zet de jongste zoon de TV aan. De TV heeft een prominente plaats in de huiskamer. Of we geïnteresseerd zijn in een nieuwe film, The legend of Tarzan. Opgelucht knikken we. Even rust, even niet het gesprek aan de gang houden, vanaf nu zijn we geconcentreerd op de film. Al merken we wel dat onze ogen wat zwaarder worden en af en toe dicht vallen. Het is niet alleen de tocht en de warmte die ons uitput. Het leefritme van ons staat recht tegenover dat van de Iraniërs. Wij willen ’s ochtends zo vroeg mogelijk vertrekken zodat we al de nodige kilometers hebben gemaakt voordat de zon echt heet is. Dat betekent automatisch dat we dan ’s avonds ook op tijd eten en naar bed gaan. Maar als rond 18.00 uur onze magen beginnen te knorren krijgen we nog een kopje thee ingeschonken. Om de nodige energie te krijgen eten we dan veel suikerklontjes bij de thee. Als het buiten begint te schemeren komt het leven in Iran weer tot leven. De vrouw van onze gastheer duikt rond 20.30 uur de keuken in om een maaltijd voor te bereiden. Inmiddels kunnen wij geen suikerklontje meer zien. Een dik uur later is het eten klaar. Op de grond wordt een zeil gespreid, schalen met komkommers, tomaten, uien, rijst en kip worden op het zeil gezet. We krijgen er een glas ayran bij en gazeuse wordt ingeschonken. Als uitgehongerde wolven kijken we naar de schalen. Het eten smaakt ons voortreffelijk en we eten iets te veel. Rond 23.30 uur worden in een kamer onze bedden opgemaakt: twee dekens worden op de grond gelegd en een groot kussen voor onze hoofden. Als we het koud krijgen kunnen we een ander deken over ons heen trekken. Maar daar is geen behoefte aan. We vallen snel in slaap. De volgende dag zijn we nog steeds in ons fietsritme. Dat betekent als rond 7.00 uur de zon opkomt we wakker worden. Voorzichtig luisteren we of er al enig teken van leven is bij onze gastfamilie. In de woonkamer, de enige kamer met airco, kun je een speld horen vallen. We draaien ons nog even om, maar echt slapen is er niet meer bij. Pas rond 8.30 wordt onze gastheer wakker en een half uur later is iedereen wakker. De jongste zoon gaat brood halen en in de keuken wordt een zeil op de grond uitgespreid voor het ontbijt. Een uur later hebben we onze fietsen opgetuigd en zijn we klaar om verder te fietsen. Een laatste foto en een groet en de man brengt ons terug naar de hoofdstraat waar we onze route zullen vervolgen. In de brandende zon maken we onze eerste meters bergopwaarts. De man zwaait ons nog na en we zien hem denken: ‘wie gaat er in hemelsnaam met dit weer fietsen?‘. Binnen tien minuten zijn onze shirts nat van het zweet en parelen de zweetdruppeltjes over ons voorhoofd, de zweetband om H.’s hoofd is al verzadigd.
Myrabad - Piranshar
Met een landkaart, Google Maps de GPS en Basecamp hebben we de route door Iraans Kurdistan uitgestippeld. Op verschillende sites hebben we gelezen welke plaatsjes leuk zijn, waar de bergen het meest imposant zijn en dat de mensen gastvrij zijn. Maar de route is slechts een lijntje op de kaart. In de praktijk is het soms net iets anders. Een bergpas is net hoger, een provinciale weg blijkt een zandweg te zijn of andersom: een rustig weggetje blijkt een verkeersader te zijn. Wat ook niet op de kaart staat is de gastvrijheid. We hebben er al vaker over geschreven maar met name in de bergen zijn de mensen verrast ons te zien. Als we zwetend bij een theehuisje aankomen bestellen we altijd een fles koud water en vaak krijgen we er ook thee bij. Het afrekenen is een groot probleem. De hoffelijkheid van de Iraniërs gebiedt het om eerst drie keer geld te weigeren. Dit ritueel van geformaliseerde beleefdheid is Ta’aarof. Iraniërs kennen hun positie en zijn bekend met deze omgangsvormen. Voor ons blijft het lastig. We dringen aan om te betalen, vaak meer dan drie keer, maar de verkoper weigert soms het geld aan te nemen. Voor een kopje thee kunnen we ons er wel bij neerleggen, maar het is anders als het om grotere bedragen gaat.
H. liet zich bijvoorbeeld scheren bij de kapper. Na de scheerbeurt wil de kapper de prijs niet zeggen: ‘no money’. ‘Jawel’, zei H, ‘wel betalen’. ‘Nee, no money’, zegt de kapper. ‘Jawel’, zegt H. ‘No’ zegt de kapper. Uiteindelijk zei de kapper hoeveel het was: 20000 Rial. H. gaf 20000 en hij kreeg 10000 terug. Dan begint het spel weer opnieuw. Die 10000 teruggeven. Ja, nee, ja nee. Als het dan niet lukt, dan stop je er maar mee.
Ander voorbeeld. In een klein winkeltje wilden we zonnebrandcrème kopen. De prijs stond op het product: 15000. H. had biljet van 20000 in hand. ‘No, no money’. ‘Jawel’, zei H., ‘wel money’. ‘No no’. ‘Yes yes’. ‘No no’. Uiteindelijk pakte hij het biljet aan en gaf 10000 terug. Zo betaalden we maar de helft. Moeilijk hoor om hier mee om te gaan als je hier niet mee opgegroeid bent.
Zo ook onderweg in een restaurant waar we lunchten. De prijs was 10000, maar we mochten niet betalen. ‘You are guest in my country’. ‘Jawel, we willen betalen’. ‘No no’. Na 4 keer aandringen, stopten we er maar mee.
De laatste dagen ging het snel. We hadden meer dagen berekend om tot Piranshar te komen. Rond 12.00 uur zien we in de verte het stadje tegen de berg liggen. We zien er naar uit om languit op bed te liggen met de airco aan en een grote bak yoghurt met verse perziken naar binnen te werken. Het lot beslist anders.
Net voor we het stadje binnenreden passeert een witte auto ons en komt enkele meters voor ons tot stilstand. Een jongeman springt er uit en begint honderduit te vragen naar onze reis en onze fietsen en wat we van plan zijn. We zeggen dat we op zoek zijn naar een hotel. Of we mee naar zijn huis wilden om daar te slapen. Enkele minuten geleden waren we er nog stellig van overtuigd dat we naar een hotel wilden: een airco, yoghurt en perziken. En eigenlijk nog steeds, maar de jongeman houdt vol. Op de achterbank van zijn auto ligt een fietshelm en op het dak van zijn auto is een rek gemonteerd om fietsen te vervoeren. Tja, dan is het lastig om bij je standpunt te blijven. De jongeman heet Jamal en is een mountainbiker. Hij keerde zijn auto en wij volgden hem naar zijn huis. We begrepen dat het een tuinhuis was. Het was een groot huis met twee verdiepingen. De bovenste verdieping was voor ons. Ook was er een grote boomgaard en een heerlijk terras waar we buiten in de schaduw konden zitten. Na een heerlijke douche zaten we aan een kopje thee. Met een paar vrienden heeft Jamal een mountainbikegroepje waarmee ze regelmatig in de bergen gaan fietsen. Een vriend van hem woonde trouwens in Nederland. Voor we het beseften kregen we zijn mobieltje in onze handen gedrukt en spraken we met zijn vriend uit Nederland. In perfect Nederlands vertelde de vriend ons dat hij al meer dan tien jaar in Zwolle woont en werkt en vertelde ons iets over de gastvrijheid van het Koerdische volk. Maar dat was ons inmiddels duidelijk! Jamal deed ons een voorstel. Morgen zou hij onze fietsen op zijn auto zetten en samen met een vriend zouden we naar een toeristische attractie gaan waarna hij ons enkele kilometers van de volgende stad op onze route zou afzetten. Zo zouden wij én iets zien van Iran én we zouden geen fietsdag verliezen. Wij gingen graag op zijn voorstel in. De gastvrijheid was ongekend en Jamal vertelde ons dat we volgend jaar weer terug moesten komen en dat we onze familie mee moesten nemen. Niet alleen moesten wij naar Iraans Koerdistan gaan maar Iraaks Koerdistan is ook geweldig: ook daar geweldige bergen en een Koerdische gastvrijheid. Vertwijfeld keken we elkaar aan, daar hadden we nog niet aan gedacht. Irak. Wisten we trouwens dat we dicht met de grensovergang met Irak waren? Of we geïnteresseerd waren om daar een kijkje te gaan nemen? Enkele minuten later zaten we in de auto en reden we naar de grensovergang met Irak. Zo dicht waren we nog nooit bij Irak geweest. Misschien volgend jaar? Stiekem maakte Jamal een paar foto’s van ons voor de grote betonnen gebouwen. Na het avondeten kwamen een paar vrienden van Jamal van de moutainbikeclub langs. Ze waren zeer geïnteresseerd in onze fietsen, de Rohloff-naaf en de riem.
Ook kwam een andere vriend van Jamal langs, hij is leraar Engels. Hij kon ons goed de situatie uitleggen van de Koerden in Iran. Hij vertelde dat veel mensen in Iran niet gelukkig zijn. Dat hadden wij inmiddels al van verschillende mensen gehoord. Als wij vertelden dat we uit Nederland kwamen vroegen ze meteen op welke plaats Nederland staat in het World Happiness Report. Ongetwijfeld hebben we er een keer een berichtje in de krant over gelezen dat Nederland één van de gelukkigste landen ter wereld is. We hebben het even nagezocht op de site van de VN. Nederland staat op de 4de plek. Treffend is dat we dat niet wisten en dat de mensen in Iran heel precies weten te vertellen dat Iran op de 115de plek staat.
De volgende ochtend namen we afscheid van de familie. Onze fietsen werden op het rek van de auto gemonteerd en samen met een vriend van Jamal reden we naar de toeristische attractie: een grot.
Onderweg kletsen over van alles en nog wat. Jamal zei dat hij niet de directe route zou nemen zodat we ook nog een andere attractie konden bezoeken. In een vlak landschap lagen een paar enorme stenen. Hoe die daar terecht zijn gekomen was onduidelijk. Jamal probeerde het ons te vertellen en had het over “the legend of the stones”. Maar ook met handen en voeten werd het ons niet duidelijk. Toen H. vervolgens vertelde over ‘the legend of the stones’ en dat we daar in het westen de Rolling Stones mee bedoelden keek Jamal hem verbaasd aan. The greatest Rock ‘n’ Roll band of the world en hij had er nog nooit van gehoord!
Toen het al 17 uur was besloten wij dat we niet meer verder wilden fietsen. Duf van de warmte en de hele dag in de auto. Uiteindelijk zijn we met Jamal teruggegaan naar Pirancha en hebben we nog een nacht in het tuinhuis geslapen. De familie was verrast ons weer te zien en ontving ons hartelijk. Jamal had het programma al aangepast.
Met een landkaart, Google Maps de GPS en Basecamp hebben we de route door Iraans Kurdistan uitgestippeld. Op verschillende sites hebben we gelezen welke plaatsjes leuk zijn, waar de bergen het meest imposant zijn en dat de mensen gastvrij zijn. Maar de route is slechts een lijntje op de kaart. In de praktijk is het soms net iets anders. Een bergpas is net hoger, een provinciale weg blijkt een zandweg te zijn of andersom: een rustig weggetje blijkt een verkeersader te zijn. Wat ook niet op de kaart staat is de gastvrijheid. We hebben er al vaker over geschreven maar met name in de bergen zijn de mensen verrast ons te zien. Als we zwetend bij een theehuisje aankomen bestellen we altijd een fles koud water en vaak krijgen we er ook thee bij. Het afrekenen is een groot probleem. De hoffelijkheid van de Iraniërs gebiedt het om eerst drie keer geld te weigeren. Dit ritueel van geformaliseerde beleefdheid is Ta’aarof. Iraniërs kennen hun positie en zijn bekend met deze omgangsvormen. Voor ons blijft het lastig. We dringen aan om te betalen, vaak meer dan drie keer, maar de verkoper weigert soms het geld aan te nemen. Voor een kopje thee kunnen we ons er wel bij neerleggen, maar het is anders als het om grotere bedragen gaat.
H. liet zich bijvoorbeeld scheren bij de kapper. Na de scheerbeurt wil de kapper de prijs niet zeggen: ‘no money’. ‘Jawel’, zei H, ‘wel betalen’. ‘Nee, no money’, zegt de kapper. ‘Jawel’, zegt H. ‘No’ zegt de kapper. Uiteindelijk zei de kapper hoeveel het was: 20000 Rial. H. gaf 20000 en hij kreeg 10000 terug. Dan begint het spel weer opnieuw. Die 10000 teruggeven. Ja, nee, ja nee. Als het dan niet lukt, dan stop je er maar mee.
Ander voorbeeld. In een klein winkeltje wilden we zonnebrandcrème kopen. De prijs stond op het product: 15000. H. had biljet van 20000 in hand. ‘No, no money’. ‘Jawel’, zei H., ‘wel money’. ‘No no’. ‘Yes yes’. ‘No no’. Uiteindelijk pakte hij het biljet aan en gaf 10000 terug. Zo betaalden we maar de helft. Moeilijk hoor om hier mee om te gaan als je hier niet mee opgegroeid bent.
Zo ook onderweg in een restaurant waar we lunchten. De prijs was 10000, maar we mochten niet betalen. ‘You are guest in my country’. ‘Jawel, we willen betalen’. ‘No no’. Na 4 keer aandringen, stopten we er maar mee.
De laatste dagen ging het snel. We hadden meer dagen berekend om tot Piranshar te komen. Rond 12.00 uur zien we in de verte het stadje tegen de berg liggen. We zien er naar uit om languit op bed te liggen met de airco aan en een grote bak yoghurt met verse perziken naar binnen te werken. Het lot beslist anders.
Net voor we het stadje binnenreden passeert een witte auto ons en komt enkele meters voor ons tot stilstand. Een jongeman springt er uit en begint honderduit te vragen naar onze reis en onze fietsen en wat we van plan zijn. We zeggen dat we op zoek zijn naar een hotel. Of we mee naar zijn huis wilden om daar te slapen. Enkele minuten geleden waren we er nog stellig van overtuigd dat we naar een hotel wilden: een airco, yoghurt en perziken. En eigenlijk nog steeds, maar de jongeman houdt vol. Op de achterbank van zijn auto ligt een fietshelm en op het dak van zijn auto is een rek gemonteerd om fietsen te vervoeren. Tja, dan is het lastig om bij je standpunt te blijven. De jongeman heet Jamal en is een mountainbiker. Hij keerde zijn auto en wij volgden hem naar zijn huis. We begrepen dat het een tuinhuis was. Het was een groot huis met twee verdiepingen. De bovenste verdieping was voor ons. Ook was er een grote boomgaard en een heerlijk terras waar we buiten in de schaduw konden zitten. Na een heerlijke douche zaten we aan een kopje thee. Met een paar vrienden heeft Jamal een mountainbikegroepje waarmee ze regelmatig in de bergen gaan fietsen. Een vriend van hem woonde trouwens in Nederland. Voor we het beseften kregen we zijn mobieltje in onze handen gedrukt en spraken we met zijn vriend uit Nederland. In perfect Nederlands vertelde de vriend ons dat hij al meer dan tien jaar in Zwolle woont en werkt en vertelde ons iets over de gastvrijheid van het Koerdische volk. Maar dat was ons inmiddels duidelijk! Jamal deed ons een voorstel. Morgen zou hij onze fietsen op zijn auto zetten en samen met een vriend zouden we naar een toeristische attractie gaan waarna hij ons enkele kilometers van de volgende stad op onze route zou afzetten. Zo zouden wij én iets zien van Iran én we zouden geen fietsdag verliezen. Wij gingen graag op zijn voorstel in. De gastvrijheid was ongekend en Jamal vertelde ons dat we volgend jaar weer terug moesten komen en dat we onze familie mee moesten nemen. Niet alleen moesten wij naar Iraans Koerdistan gaan maar Iraaks Koerdistan is ook geweldig: ook daar geweldige bergen en een Koerdische gastvrijheid. Vertwijfeld keken we elkaar aan, daar hadden we nog niet aan gedacht. Irak. Wisten we trouwens dat we dicht met de grensovergang met Irak waren? Of we geïnteresseerd waren om daar een kijkje te gaan nemen? Enkele minuten later zaten we in de auto en reden we naar de grensovergang met Irak. Zo dicht waren we nog nooit bij Irak geweest. Misschien volgend jaar? Stiekem maakte Jamal een paar foto’s van ons voor de grote betonnen gebouwen. Na het avondeten kwamen een paar vrienden van Jamal van de moutainbikeclub langs. Ze waren zeer geïnteresseerd in onze fietsen, de Rohloff-naaf en de riem.
Ook kwam een andere vriend van Jamal langs, hij is leraar Engels. Hij kon ons goed de situatie uitleggen van de Koerden in Iran. Hij vertelde dat veel mensen in Iran niet gelukkig zijn. Dat hadden wij inmiddels al van verschillende mensen gehoord. Als wij vertelden dat we uit Nederland kwamen vroegen ze meteen op welke plaats Nederland staat in het World Happiness Report. Ongetwijfeld hebben we er een keer een berichtje in de krant over gelezen dat Nederland één van de gelukkigste landen ter wereld is. We hebben het even nagezocht op de site van de VN. Nederland staat op de 4de plek. Treffend is dat we dat niet wisten en dat de mensen in Iran heel precies weten te vertellen dat Iran op de 115de plek staat.
De volgende ochtend namen we afscheid van de familie. Onze fietsen werden op het rek van de auto gemonteerd en samen met een vriend van Jamal reden we naar de toeristische attractie: een grot.
Onderweg kletsen over van alles en nog wat. Jamal zei dat hij niet de directe route zou nemen zodat we ook nog een andere attractie konden bezoeken. In een vlak landschap lagen een paar enorme stenen. Hoe die daar terecht zijn gekomen was onduidelijk. Jamal probeerde het ons te vertellen en had het over “the legend of the stones”. Maar ook met handen en voeten werd het ons niet duidelijk. Toen H. vervolgens vertelde over ‘the legend of the stones’ en dat we daar in het westen de Rolling Stones mee bedoelden keek Jamal hem verbaasd aan. The greatest Rock ‘n’ Roll band of the world en hij had er nog nooit van gehoord!
Toen het al 17 uur was besloten wij dat we niet meer verder wilden fietsen. Duf van de warmte en de hele dag in de auto. Uiteindelijk zijn we met Jamal teruggegaan naar Pirancha en hebben we nog een nacht in het tuinhuis geslapen. De familie was verrast ons weer te zien en ontving ons hartelijk. Jamal had het programma al aangepast.
Piranshar - Umia
De volgende dag reden we met twee auto’s en vijf fietsen naar de top van de berg. Onze fietsen werden weer bepakt, de mountainbikes van Jamal en zijn vrienden werden gemonteerd en met zijn vijven raceten we naar beneden naar Umia.
Een heerlijke afdaling van 50 kilometer, al voelden we ons wel een beetje schuldig omdat we niet omhoog waren gereden. Wel de lusten niet de lasten. In Umia hadden we een lekkere lunch in het park. Jamal fietste samen met zijn twee vrienden weer terug naar de top van de berg. Nu was het even andersom, wij zwaaiden hen uit. We waren weer alleen op de wereld. Maar niet voor lang want binnen 5 minuten werden we door twee verschillende jongens aangesproken of wij hulp nodig hadden. In Umia vonden we al snel een fijn hotel. In de lobby stond een grote motor met een Italiaans nummerbord. Onze fietsen konden er nog wel bij! Toppunt van gastvrijheid.
Umia - Tabriz
We lagen op tijd op bed want we wilden in één keer naar Tabriz fietsen. Een tocht van meer dan 140 kilometer over vlakke weg. Het werd een lange dag. We fietsten een brug over het Umia meer. Een groot meer dat grotendeels is uitgedroogd en het enige wat rest is een zoutvlakte. Naarmate we Tabriz naderden werd de weg drukker en drukker en ging de snelweg zelfs door de stad heen. Het verkeer maakte zoveel lawaai dat K. oordopjes in deed tegen de herrie.
De volgende dag reden we met twee auto’s en vijf fietsen naar de top van de berg. Onze fietsen werden weer bepakt, de mountainbikes van Jamal en zijn vrienden werden gemonteerd en met zijn vijven raceten we naar beneden naar Umia.
Een heerlijke afdaling van 50 kilometer, al voelden we ons wel een beetje schuldig omdat we niet omhoog waren gereden. Wel de lusten niet de lasten. In Umia hadden we een lekkere lunch in het park. Jamal fietste samen met zijn twee vrienden weer terug naar de top van de berg. Nu was het even andersom, wij zwaaiden hen uit. We waren weer alleen op de wereld. Maar niet voor lang want binnen 5 minuten werden we door twee verschillende jongens aangesproken of wij hulp nodig hadden. In Umia vonden we al snel een fijn hotel. In de lobby stond een grote motor met een Italiaans nummerbord. Onze fietsen konden er nog wel bij! Toppunt van gastvrijheid.
Umia - Tabriz
We lagen op tijd op bed want we wilden in één keer naar Tabriz fietsen. Een tocht van meer dan 140 kilometer over vlakke weg. Het werd een lange dag. We fietsten een brug over het Umia meer. Een groot meer dat grotendeels is uitgedroogd en het enige wat rest is een zoutvlakte. Naarmate we Tabriz naderden werd de weg drukker en drukker en ging de snelweg zelfs door de stad heen. Het verkeer maakte zoveel lawaai dat K. oordopjes in deed tegen de herrie.
Tabriz - Tarzam
Vanuit Tabriz moesten we nog een kilometer of twintig langs de grote snelweg fietsen en dan zouden we een afslag nemen om via kleine weggetjes naar de grens van Armenië fietsen. Op de kaart leek het een mooie route maar we hadden geen rekening gehouden met de vrijdag, een vrije dag voor de moslims in Iran. De inwoners vluchten massaal uit Tabriz om te gaan picknicken buiten de stad. We hebben de auto’s niet geteld maar in onze beleving waren het meer dan honderd auto’s. Allemaal volgepakt met mensen, op de imperial een groot tapijt en ongetwijfeld de kofferbak vol met eten. Die nacht was onze laatste in Iran en ook de eerste nacht dat we kampeerden. Gelukkig waren we het kamperen nog niet verleerd.
Vanuit Tabriz moesten we nog een kilometer of twintig langs de grote snelweg fietsen en dan zouden we een afslag nemen om via kleine weggetjes naar de grens van Armenië fietsen. Op de kaart leek het een mooie route maar we hadden geen rekening gehouden met de vrijdag, een vrije dag voor de moslims in Iran. De inwoners vluchten massaal uit Tabriz om te gaan picknicken buiten de stad. We hebben de auto’s niet geteld maar in onze beleving waren het meer dan honderd auto’s. Allemaal volgepakt met mensen, op de imperial een groot tapijt en ongetwijfeld de kofferbak vol met eten. Die nacht was onze laatste in Iran en ook de eerste nacht dat we kampeerden. Gelukkig waren we het kamperen nog niet verleerd.
26-7-2016 t/m 13-8-2016
Route in Iran: Tehran – Saveh - Hamadan – Kangavar – Kermansha – Javanrut - Paveh – Novadesh – Dezli – Marivan – Bastam - Baneh – Myrabad - Piranshar – Umia - Tabriz - Tarzam
Bekijk de route via wikiloc: Iran-Armenie
Wil je meer foto's zien van Iran? Klik dan hier.
Route in Iran: Tehran – Saveh - Hamadan – Kangavar – Kermansha – Javanrut - Paveh – Novadesh – Dezli – Marivan – Bastam - Baneh – Myrabad - Piranshar – Umia - Tabriz - Tarzam
Bekijk de route via wikiloc: Iran-Armenie
Wil je meer foto's zien van Iran? Klik dan hier.
Armenië
Tarzam - Meghri
De laatste kilometers in Iran naar de grens is een lange afdaling in een surrealistisch landschap. Een afdaling van meer dan 1.000 meter door roze-rode bergen en in de verte bergtoppen met sneeuw. We genieten volop van deze afdaling. In ons achterhoofd beseffen we dat elke meter die we dalen we morgen weer omhoog moeten. De grens tussen Iran en Armenië ligt onder de 700 meter. In Iran wisselen we onze Rials om voor Armeense Dram en fietsen we naar het gebouw van de Iraanse douane. De douane heeft echter meer oog voor de olympische spelen dan voor de toeristen. Op grote schermen volgen zij de volleybalwedstrijd tussen Iran en Azerbeidjan. Toch worden onze paspoorten nauwgezet gecontroleerd. De douanier kijkt H. argwanend aan en vraagt waar hij geboren is. Op de computer (google maps?) zoekt hij Heesch, maar hij kan het niet vinden. Hij wil weten bij welke grote plaats Heesch ligt. Er ontstaan wat misverstanden over hoe je Den Bosch of ’s-Hertogenbosch spelt. Geïrriteerd leg H. het nogmaals uit en zegt uiteindelijk maar dat Heesch in de buurt van Tilburg ligt. Maar daar gaat de douanier niet meer akkoord. H. probeert zijn rust te houden en zijn frustratie te onderdrukken en spelt nog een Den Bosch. Na enkele minuten die uren lijken te duren is het in orde. Blijkbaar heeft hij Heesch op de kaart gevonden. We krijgen een exit-stempel en fietsen door naar de controle van Armenië waar het allemaal een stuk vlotter gaat. We hebben geen visum nodig en opgelucht fietsen we verder Armenië in. Vooral K. is opgelucht: geen hoofddoekje meer. De lange broek verdwijnt in de prullenbak en in korte fietsbroek en hemdje fietst ze verder. We fietsen verder en verwachten snel een leuk plekje te vinden waar we onze tent kunnen opslaan. Maar de eerste 10 kilometers in Armenië is een militaire zone. Veel prikkeldraad en patrouilles en dus ook geen plek om te kamperen. We fietsen door totdat we een leuk kampeerplaatsje bij een schuur tegen komen. De mannen die aan het werk zijn bij de schuur vinden het geen probleem dat we onze tent daar opslaan. ’s Avonds worden we uitgenodigd om een kopje koffie te drinken en om vijgen te eten. Achter de schuur is een enorme boomgaard met vijgenbomen. Het seizoen van de vijgen is in volle gang en de mannen pakken de vijgen in. Later die avond worden de vijgen opgehaald om ze te verkopen in Yerevan. De rijpe vijgen zijn heerlijk zoet en keer op keer laten we ons overhalen om er weer eentje te eten.
De laatste kilometers in Iran naar de grens is een lange afdaling in een surrealistisch landschap. Een afdaling van meer dan 1.000 meter door roze-rode bergen en in de verte bergtoppen met sneeuw. We genieten volop van deze afdaling. In ons achterhoofd beseffen we dat elke meter die we dalen we morgen weer omhoog moeten. De grens tussen Iran en Armenië ligt onder de 700 meter. In Iran wisselen we onze Rials om voor Armeense Dram en fietsen we naar het gebouw van de Iraanse douane. De douane heeft echter meer oog voor de olympische spelen dan voor de toeristen. Op grote schermen volgen zij de volleybalwedstrijd tussen Iran en Azerbeidjan. Toch worden onze paspoorten nauwgezet gecontroleerd. De douanier kijkt H. argwanend aan en vraagt waar hij geboren is. Op de computer (google maps?) zoekt hij Heesch, maar hij kan het niet vinden. Hij wil weten bij welke grote plaats Heesch ligt. Er ontstaan wat misverstanden over hoe je Den Bosch of ’s-Hertogenbosch spelt. Geïrriteerd leg H. het nogmaals uit en zegt uiteindelijk maar dat Heesch in de buurt van Tilburg ligt. Maar daar gaat de douanier niet meer akkoord. H. probeert zijn rust te houden en zijn frustratie te onderdrukken en spelt nog een Den Bosch. Na enkele minuten die uren lijken te duren is het in orde. Blijkbaar heeft hij Heesch op de kaart gevonden. We krijgen een exit-stempel en fietsen door naar de controle van Armenië waar het allemaal een stuk vlotter gaat. We hebben geen visum nodig en opgelucht fietsen we verder Armenië in. Vooral K. is opgelucht: geen hoofddoekje meer. De lange broek verdwijnt in de prullenbak en in korte fietsbroek en hemdje fietst ze verder. We fietsen verder en verwachten snel een leuk plekje te vinden waar we onze tent kunnen opslaan. Maar de eerste 10 kilometers in Armenië is een militaire zone. Veel prikkeldraad en patrouilles en dus ook geen plek om te kamperen. We fietsen door totdat we een leuk kampeerplaatsje bij een schuur tegen komen. De mannen die aan het werk zijn bij de schuur vinden het geen probleem dat we onze tent daar opslaan. ’s Avonds worden we uitgenodigd om een kopje koffie te drinken en om vijgen te eten. Achter de schuur is een enorme boomgaard met vijgenbomen. Het seizoen van de vijgen is in volle gang en de mannen pakken de vijgen in. Later die avond worden de vijgen opgehaald om ze te verkopen in Yerevan. De rijpe vijgen zijn heerlijk zoet en keer op keer laten we ons overhalen om er weer eentje te eten.
Meghri – Pas voor Kajaran
In de Lonely Planet staat de weg naar Goris omschreven als 200 kilometer haarspeldbochten. Met dat in ons achterhoofd stappen we ’s ochtend op de fiets. Onze eerste nacht in Armenië is goed bevallen. Een mooie kampeerplek, met een picknicktafel, water en bovendien gastvrije mensen. Op de laatste dag in Iran kwamen we een stel tegen uit Frankrijk. Gezamenlijk zijn we de grens overgestoken en kampeerden we op dezelfde plek. De komende dagen blijven we elkaar regelmatig zien. De eerste uren fietsen we rustig omhoog. Het zonnetje schijnt en de weg kronkelt langzaam omhoog. Steil is de weg niet en er is niet veel verkeer. Langs de weg staan waterkraantjes en af en toe een picknickplek. Rond twaalf uur krijgen we honger en zoeken we een plekje in de schaduw om te eten. Maar dat valt niet mee. Het landschap is langzaam veranderd. Kwamen we in het begin nog veel kleine plaatsjes tegen met veel groene bomen, nu fietsen we langs een steile bergwand en aan de andere kant zien we in de diepte een riviertje. Het zoeken naar een geschikte plek duurt langer dan we hadden verwacht. Ons energielevel komt onder de rode lijn en ook de koeken en snoepjes die we eten zijn onvoldoende. We moeten stoppen en iets gaan eten. In de diepte zien we een leuke picknickplek waar een grote familie zit. We stappen af en lopen met onze fietsen aan de hand het steile zandpaadje omlaag. Enthousiast worden we door een paar kinderen ontvangen. Nieuwsgierig kijken ze naar onze fietsen. Met een joviaal gebaar nodigt een gezette man ons uit om aan de tafel te komen zitten en om mee te eten. De tafel staat vol brood, kaas, tomaten, vlees, eieren. Maar alvorens wij mogen eten van al het lekkers staat de man op. Zijn vrouw pakt twee kleine glaasje en zet ze voor ons neer op de tafel. Uit een plastic fles schenkt de man de glaasjes vol met wodka. Verschrikt maken we hem duidelijk dat we nog moeten fietsen maar hij is onverbiddelijk. Beide glaasjes worden tot de rand gevuld met wodka. In een mengeling van Engels-Russisch-Armeens begint de man te speechen. Het gaat over vrede, Armenië en Nederland en nog veel meer. In de ene hand houdt hij de fles zelfgestookte wodka en in de andere hand zijn glas wodka. Zijn shirt zit strak om zijn grote buik en elke keer als hij benadrukt dat er vrede tussen de volkeren op aarde moet zijn trilt zijn buik. Bemoedigend knikken we als het woord ‘peace’ en ‘mir’ voor de zoveelste keer weer voorbij komt. Zijn broers en hun vrouwen kijken verveeld voor zich uit en beginnen door de speech te praten. Wij durven dat niet en blijven de man aankijken en geïnteresseerd toeknikken. Als de speech is afgelopen worden de glaasje nogmaals geheven en geproost. Voorzichtig nippen we aan de wodka. Maar dat vindt de man niet voldoende, er moet gedronken worden! Na nog een klein slokje te hebben genomen kunnen we eindelijk eten. We doen ons goed aan al het heerlijks wat op de tafel staat. Leve de gastvrijheid, leve de wodka. Nog twee keer staat de man op om uitgebreid de wereldvrede te propaganderen. Maar zijn familie neemt niet meer de moeite om hun mond te houden.
Met voldoende energie nemen we afscheid van de familie en fietsen we verder, omhoog. Vandaag is het alleen maar omhoog. Aan het einde van de middag hebben we meer dan 1800 meter geklommen bereiken we de pas. We zetten de tent op en genieten nog eventjes van de zon en het uitzicht. We vallen snel in slaap, wetend dat er morgen eerst een afdaling is.
In de Lonely Planet staat de weg naar Goris omschreven als 200 kilometer haarspeldbochten. Met dat in ons achterhoofd stappen we ’s ochtend op de fiets. Onze eerste nacht in Armenië is goed bevallen. Een mooie kampeerplek, met een picknicktafel, water en bovendien gastvrije mensen. Op de laatste dag in Iran kwamen we een stel tegen uit Frankrijk. Gezamenlijk zijn we de grens overgestoken en kampeerden we op dezelfde plek. De komende dagen blijven we elkaar regelmatig zien. De eerste uren fietsen we rustig omhoog. Het zonnetje schijnt en de weg kronkelt langzaam omhoog. Steil is de weg niet en er is niet veel verkeer. Langs de weg staan waterkraantjes en af en toe een picknickplek. Rond twaalf uur krijgen we honger en zoeken we een plekje in de schaduw om te eten. Maar dat valt niet mee. Het landschap is langzaam veranderd. Kwamen we in het begin nog veel kleine plaatsjes tegen met veel groene bomen, nu fietsen we langs een steile bergwand en aan de andere kant zien we in de diepte een riviertje. Het zoeken naar een geschikte plek duurt langer dan we hadden verwacht. Ons energielevel komt onder de rode lijn en ook de koeken en snoepjes die we eten zijn onvoldoende. We moeten stoppen en iets gaan eten. In de diepte zien we een leuke picknickplek waar een grote familie zit. We stappen af en lopen met onze fietsen aan de hand het steile zandpaadje omlaag. Enthousiast worden we door een paar kinderen ontvangen. Nieuwsgierig kijken ze naar onze fietsen. Met een joviaal gebaar nodigt een gezette man ons uit om aan de tafel te komen zitten en om mee te eten. De tafel staat vol brood, kaas, tomaten, vlees, eieren. Maar alvorens wij mogen eten van al het lekkers staat de man op. Zijn vrouw pakt twee kleine glaasje en zet ze voor ons neer op de tafel. Uit een plastic fles schenkt de man de glaasjes vol met wodka. Verschrikt maken we hem duidelijk dat we nog moeten fietsen maar hij is onverbiddelijk. Beide glaasjes worden tot de rand gevuld met wodka. In een mengeling van Engels-Russisch-Armeens begint de man te speechen. Het gaat over vrede, Armenië en Nederland en nog veel meer. In de ene hand houdt hij de fles zelfgestookte wodka en in de andere hand zijn glas wodka. Zijn shirt zit strak om zijn grote buik en elke keer als hij benadrukt dat er vrede tussen de volkeren op aarde moet zijn trilt zijn buik. Bemoedigend knikken we als het woord ‘peace’ en ‘mir’ voor de zoveelste keer weer voorbij komt. Zijn broers en hun vrouwen kijken verveeld voor zich uit en beginnen door de speech te praten. Wij durven dat niet en blijven de man aankijken en geïnteresseerd toeknikken. Als de speech is afgelopen worden de glaasje nogmaals geheven en geproost. Voorzichtig nippen we aan de wodka. Maar dat vindt de man niet voldoende, er moet gedronken worden! Na nog een klein slokje te hebben genomen kunnen we eindelijk eten. We doen ons goed aan al het heerlijks wat op de tafel staat. Leve de gastvrijheid, leve de wodka. Nog twee keer staat de man op om uitgebreid de wereldvrede te propaganderen. Maar zijn familie neemt niet meer de moeite om hun mond te houden.
Met voldoende energie nemen we afscheid van de familie en fietsen we verder, omhoog. Vandaag is het alleen maar omhoog. Aan het einde van de middag hebben we meer dan 1800 meter geklommen bereiken we de pas. We zetten de tent op en genieten nog eventjes van de zon en het uitzicht. We vallen snel in slaap, wetend dat er morgen eerst een afdaling is.
Pas voor Kajaran – Erkenants – Goris
Het kamperen bevalt ons prima. Soms duurt het eventjes voordat we een geschikt plekje hebben gevonden en staat onze tent schuin maar dat hoort erbij. De dag na de grote klim dalen we rustig af naar Kapan, een gemoedelijk plaatsje waar we een lekkere lunch hebben. In de middag fietsen we nog een eventjes alvorens we onze tent opzetten. We krijgen bezoek van een jonge herder met zijn paard. De volgende dag fietsen we verder naar Goris. We vinden een leuk hotel met een goede douche, wifi, een zacht bed en…. gastvrije mensen. ’s Avonds worden we uitgenodigd om aan te schuiven bij twee mannen die voor hun werk in Goris zijn. Ook nu staat de hele tafel vol en is er wodka.
Het kamperen bevalt ons prima. Soms duurt het eventjes voordat we een geschikt plekje hebben gevonden en staat onze tent schuin maar dat hoort erbij. De dag na de grote klim dalen we rustig af naar Kapan, een gemoedelijk plaatsje waar we een lekkere lunch hebben. In de middag fietsen we nog een eventjes alvorens we onze tent opzetten. We krijgen bezoek van een jonge herder met zijn paard. De volgende dag fietsen we verder naar Goris. We vinden een leuk hotel met een goede douche, wifi, een zacht bed en…. gastvrije mensen. ’s Avonds worden we uitgenodigd om aan te schuiven bij twee mannen die voor hun werk in Goris zijn. Ook nu staat de hele tafel vol en is er wodka.
Goris – Vorkan (meer) – Vayk
Na Goris verlaten we de hoge bergen. Over heuvelachtig terrein fietsen we naar het noorden. Gelukkig hebben we de wind mee. Maar naarmate de wind sterker wordt wordt het lastiger om onze fietsen in bedwang te houden. Voorzichtig, met ingeknepen remmen gaan we verder. Maar toch we prijzen ons gelukkig als we een Nederlandse fietser tegenkomen die naar Goris fietst. Volop tegen de wind komt hij moeizaam vooruit. Onze route leidt ons langs het Vorkan meer. In onze gedachten zien we een prachtig blauw meer waar we onze tent kunnen opzetten. Maar in de praktijk loopt het net een beetje anders. Het meer ligt niet aan de weg. Om er te komen moeten we een pad omlaag. We zetten de fietsen langs de weg en turen naar het meer. Genoeg plekken om te kamperen. H. loopt naar beneden om te kijken of er een geschikte plaats is. Het pad is bezaaid met keien en van dichtbij is het niet zo vlak als het van een afstand doet lijken. Maar we hebben geen zin meer om verder te fietsen en zetten de tent op de schuine grond op. Het is een rustig plekje.
De volgende dag fietsen we naar Jermuk. Overal in Armenië zie je de reclameborden van Jermuk. ‘Drink Jermuk, gezond water uit Armenië’. We gaan op zoek naar de bron. Het is een mooie tocht over de grote weg naar Yerevan. Op de kaart en op de GPS zien we de mogelijkheid om een fors aantal kilometers af te snijden richting Jermuk. Bij de splitsing aangekomen, verlaten we de grote weg en komen op een kleine weg uit. Na enkele meters zien we dat de weg omhoog de bergen in gaat. We zien ook dat het een asfaltweg is maar dat er grote kraters in de weg zijn. Vertwijfeld kijken we elkaar aan. Gaan we voor de korte route of spelen we op safe en gaan langs de grote weg? In een klein restaurant vragen we of het mogelijk is om over de korte weg door de bergen naar Jermuk te fietsen. De vrouw die in het restaurant werkt knikt waarop wij opmaken dat het mogelijk is. De gasten in het restaurant zijn echter minder overtuigend. Druk praten ze door elkaar heen. Van het Russisch verstaan we weinig, maar we horen ‘doroga plocha’, slechte weg. Maar slechte weg is in ieder geval een weg en aangezien het eerste gedeelte van de weg is geasfalteerd, is het ook mogelijk voor auto’s om hier te rijden en als er auto’s rijden kunnen wij er ook fietsen. Op deze manier redeneren wij naar ons besluit om toch de kortste route te nemen. Met nog een beetje twijfel beginnen we aan de slechte weg omhoog. Dit is een weg waar we naar op zoek waren. Geen verkeer en een prachtig uitzicht. De eerste meters van de weg is asfalt met grote kraters. De weg is hier jarenlang niet bijgehouden. Maar behendig fietsen we langs de kraters. Maar het asfalt houdt op en de weg wordt een verhard zandpad met grote stenen. Maar het is nog steeds mogelijk om te fietsen. Na een paar kilometers fietsen we niet meer bergop en is het genieten van het uitzicht. We hebben de goede keuze gemaakt. De weg is weliswaar niet geweldig maar we hebben veel slechter meegemaakt. De zon schijnt in onze rug en langzaam volgen we het pad. Op de GPS ziet H. hoe ver het nog is tot de grote weg naar Jermuk. Daar zal de weg weer beter worden. We zijn bijna op de helft als met luid gesis H.’s achterband leegloopt. Maar een lekke band kan onze dag niet kapot maken daarvoor is de gekozen route te mooi. We halen de tassen van de fiets, zetten de fiets op z’n kop en halen het achterwiel eruit. Dan zien we tot onze schrik dat er een grote scheur in de buitenband zit. De binnenband is snel geplakt en de scheur in de buitenband dichten we met een plastic lapje. Maar als we band weer oppompen komt de binnenband toch door de scheur naar buiten. De noodoplossing is prima maar we moeten op zoek naar een nieuwe buitenband. We besluiten om weer terug te gaan naar de grote weg om naar Vayk te fietsen. Dit is de eerste grote plaats. Om de druk op de band te verminderen lopen we de eerste meters terug. Maar het schiet niet op en na enige minuten fietsen we rustig terug naar de grote weg. Voorzichtig manoeuvreert H. tussen de scherpe stenen door. Het lukt uiteindelijk om weer bij de grote weg aan te komen. Nog 15 kilometer te gaan tot Vayk, bergafwaarts. In Vayk zetten we de fietsen neer bij een duur hotel waar ook een tourist information is. De vriendelijke dame achter de receptie heet ons van harte welkom en schenkt ons een kop koffie in. Ze snapt ons probleem, maar in Vayk is geen fietsband te koop zegt ze. We kunnen het beste door fietsen tot Yeghegnadzor, daar is vast en zeker een fietsband te koop. Een andere optie is in Vayk blijven en morgen met de bus op neer gaan naar Yerevan, daar zijn zeker fietsbanden te koop. Verslagen kijken we elkaar aan, wat is wijsheid? We zakken steeds verder weg in de zachte bank, het laatste restje energie dat we nog hebben sijpelt langzaam weg. Misschien dat je kunt kijken in een winkel naast het postkantoor oppert de receptioniste. Het zou weleens kunnen dat ze daar fietsbanden hebben, zegt ze. Een sprankje hoop doet leven en H. loopt enkele meters de straat in waar een paar winkels zijn. Bij een autozaak waar ze banden verkopen vraagt hij of ze ook fietsbanden hebben. Nee die hebben ze niet maar een paar winkels terug daar hebben ze wel fietsbanden volgens de eigenaar. De man in de tweede autozaak kijkt niet verbaasd als H. naar een fietsband vraagt. Hij rommelt wat onder de toonbank en komt laat twee banden zien, 26 inch en nog een beetje. Het zou zo maar eens kunnen zijn dat deze band past. We hebben de keuze uit een band uit China en een uit Sri Lanka. Volgens de verkoper is de band uit Sri Lanka beter dan die die uit China maar die is dan ook twee keer zo duur…… acht euro. Binnen mum van tijd hebben we de nieuwe band erop gezet. Het proefrondje verloopt prima, we kunnen weer verder. Maar eerst natuurlijk een kop koffie in zijn winkeltje. Door een vriendelijke man worden we naar een klein hostel gebracht. De volgende dag is de band nog steeds hard, we kunnen verder.
Na Goris verlaten we de hoge bergen. Over heuvelachtig terrein fietsen we naar het noorden. Gelukkig hebben we de wind mee. Maar naarmate de wind sterker wordt wordt het lastiger om onze fietsen in bedwang te houden. Voorzichtig, met ingeknepen remmen gaan we verder. Maar toch we prijzen ons gelukkig als we een Nederlandse fietser tegenkomen die naar Goris fietst. Volop tegen de wind komt hij moeizaam vooruit. Onze route leidt ons langs het Vorkan meer. In onze gedachten zien we een prachtig blauw meer waar we onze tent kunnen opzetten. Maar in de praktijk loopt het net een beetje anders. Het meer ligt niet aan de weg. Om er te komen moeten we een pad omlaag. We zetten de fietsen langs de weg en turen naar het meer. Genoeg plekken om te kamperen. H. loopt naar beneden om te kijken of er een geschikte plaats is. Het pad is bezaaid met keien en van dichtbij is het niet zo vlak als het van een afstand doet lijken. Maar we hebben geen zin meer om verder te fietsen en zetten de tent op de schuine grond op. Het is een rustig plekje.
De volgende dag fietsen we naar Jermuk. Overal in Armenië zie je de reclameborden van Jermuk. ‘Drink Jermuk, gezond water uit Armenië’. We gaan op zoek naar de bron. Het is een mooie tocht over de grote weg naar Yerevan. Op de kaart en op de GPS zien we de mogelijkheid om een fors aantal kilometers af te snijden richting Jermuk. Bij de splitsing aangekomen, verlaten we de grote weg en komen op een kleine weg uit. Na enkele meters zien we dat de weg omhoog de bergen in gaat. We zien ook dat het een asfaltweg is maar dat er grote kraters in de weg zijn. Vertwijfeld kijken we elkaar aan. Gaan we voor de korte route of spelen we op safe en gaan langs de grote weg? In een klein restaurant vragen we of het mogelijk is om over de korte weg door de bergen naar Jermuk te fietsen. De vrouw die in het restaurant werkt knikt waarop wij opmaken dat het mogelijk is. De gasten in het restaurant zijn echter minder overtuigend. Druk praten ze door elkaar heen. Van het Russisch verstaan we weinig, maar we horen ‘doroga plocha’, slechte weg. Maar slechte weg is in ieder geval een weg en aangezien het eerste gedeelte van de weg is geasfalteerd, is het ook mogelijk voor auto’s om hier te rijden en als er auto’s rijden kunnen wij er ook fietsen. Op deze manier redeneren wij naar ons besluit om toch de kortste route te nemen. Met nog een beetje twijfel beginnen we aan de slechte weg omhoog. Dit is een weg waar we naar op zoek waren. Geen verkeer en een prachtig uitzicht. De eerste meters van de weg is asfalt met grote kraters. De weg is hier jarenlang niet bijgehouden. Maar behendig fietsen we langs de kraters. Maar het asfalt houdt op en de weg wordt een verhard zandpad met grote stenen. Maar het is nog steeds mogelijk om te fietsen. Na een paar kilometers fietsen we niet meer bergop en is het genieten van het uitzicht. We hebben de goede keuze gemaakt. De weg is weliswaar niet geweldig maar we hebben veel slechter meegemaakt. De zon schijnt in onze rug en langzaam volgen we het pad. Op de GPS ziet H. hoe ver het nog is tot de grote weg naar Jermuk. Daar zal de weg weer beter worden. We zijn bijna op de helft als met luid gesis H.’s achterband leegloopt. Maar een lekke band kan onze dag niet kapot maken daarvoor is de gekozen route te mooi. We halen de tassen van de fiets, zetten de fiets op z’n kop en halen het achterwiel eruit. Dan zien we tot onze schrik dat er een grote scheur in de buitenband zit. De binnenband is snel geplakt en de scheur in de buitenband dichten we met een plastic lapje. Maar als we band weer oppompen komt de binnenband toch door de scheur naar buiten. De noodoplossing is prima maar we moeten op zoek naar een nieuwe buitenband. We besluiten om weer terug te gaan naar de grote weg om naar Vayk te fietsen. Dit is de eerste grote plaats. Om de druk op de band te verminderen lopen we de eerste meters terug. Maar het schiet niet op en na enige minuten fietsen we rustig terug naar de grote weg. Voorzichtig manoeuvreert H. tussen de scherpe stenen door. Het lukt uiteindelijk om weer bij de grote weg aan te komen. Nog 15 kilometer te gaan tot Vayk, bergafwaarts. In Vayk zetten we de fietsen neer bij een duur hotel waar ook een tourist information is. De vriendelijke dame achter de receptie heet ons van harte welkom en schenkt ons een kop koffie in. Ze snapt ons probleem, maar in Vayk is geen fietsband te koop zegt ze. We kunnen het beste door fietsen tot Yeghegnadzor, daar is vast en zeker een fietsband te koop. Een andere optie is in Vayk blijven en morgen met de bus op neer gaan naar Yerevan, daar zijn zeker fietsbanden te koop. Verslagen kijken we elkaar aan, wat is wijsheid? We zakken steeds verder weg in de zachte bank, het laatste restje energie dat we nog hebben sijpelt langzaam weg. Misschien dat je kunt kijken in een winkel naast het postkantoor oppert de receptioniste. Het zou weleens kunnen dat ze daar fietsbanden hebben, zegt ze. Een sprankje hoop doet leven en H. loopt enkele meters de straat in waar een paar winkels zijn. Bij een autozaak waar ze banden verkopen vraagt hij of ze ook fietsbanden hebben. Nee die hebben ze niet maar een paar winkels terug daar hebben ze wel fietsbanden volgens de eigenaar. De man in de tweede autozaak kijkt niet verbaasd als H. naar een fietsband vraagt. Hij rommelt wat onder de toonbank en komt laat twee banden zien, 26 inch en nog een beetje. Het zou zo maar eens kunnen zijn dat deze band past. We hebben de keuze uit een band uit China en een uit Sri Lanka. Volgens de verkoper is de band uit Sri Lanka beter dan die die uit China maar die is dan ook twee keer zo duur…… acht euro. Binnen mum van tijd hebben we de nieuwe band erop gezet. Het proefrondje verloopt prima, we kunnen weer verder. Maar eerst natuurlijk een kop koffie in zijn winkeltje. Door een vriendelijke man worden we naar een klein hostel gebracht. De volgende dag is de band nog steeds hard, we kunnen verder.
Vayk – Jermuk – Aghnjadzor - Noratus
De nieuwe band kan niet zo hard worden opgepompt dus het lijkt voor H. alsof hij op zachte banden rijdt. Maar het rijdt en na een paar kilometers merkt hij al niet meer dat hij een ander band heeft. Rustig fietsen we bergopwaarts naar Jermuk. Aan het einde van de ochtend zijn we er al. Het is een toeristisch plaatsje waar de grote hotelketens ook al hun weg naar hebben gevonden. Uit de rotsen komt warm bronwater. De meeste toeristen hebben een beker gekocht die ze onder de straal water houden. Het water is goed voor de gezondheid en smaakt een beetje zout. We drinken het water uit onze flessen maar het koude water uit onze thermos smaakt ons toch beter. Aan het einde van de middag fietsen we een stuk terug richting Vayk en kamperen in de bergen. Gerust gaan we slapen, de band heeft het gehouden. De volgende dag fietsen we weer door Vayk langs onze automonteur annex fietsenmaker. We stoppen even om hem te vertellen dat de band het heeft gehouden. Na een klein uurtje fietsen langs een grote weg zijn we in Yeghegnadzor. Het plaatsje lijkt uitgestorven. Op een bankje bij een supermarkt lunchen we. Het is nog vroeg in de middag en we zijn in dubio. Een paar kilometer verderop is een fijne camping waar we een jaar geleden ook hebben gekampeerd. Maar het is te vroeg en we hebben nog energie. We besluiten om verder te gaan. Dat betekent een forse klim van 1200 meter naar de karavanserai op de Salem-pass. Aan het einde van de middag komen enkele donkere wolken over de bergen in onze richting. Ongerust houden we de wolken in de gaten. Het ziet er wel prachtig uit deze wolken. Volgens ons zijn er nergens zo’n fotogenieke wolken als in Armenië. Een enkel druppeltje valt en dat brengt de nodige verkoeling. Tot onze opluchting blijft het bij dat ene druppeltje. We fietsen door een paar kleine gehuchtjes. Het is lastig om een kampeerplek te vinden, overal zijn rotsen en het loopt het schuin af. Op de plekken waar het groen is en vlak staan huisjes. In het laatste dorp Aghnjadzor voor de Salempass stoppen we. H. loopt een weg in, op zoek naar een plekje om bij iemand in de tuin te kamperen. De tuinen zijn ruim, vlak en van een grasveld voorzien. Het moet geen probleem zijn. Een man wenkt om te komen en voordat H. ook maar kan vragen wij mogen kamperen maakt hij een gebaar van slapen. Wij gaan in op zijn voorstel en zoals gewoonlijk zitten we binnen een kwartier aan de koffie en thee met de nodige koekjes en snoepjes. De kleindochter van de man heeft op school Duits gehad en oefent nu moeizaam haar woordjes. ’s Avonds wordt een heerlijke maaltijd voor ons klaar gemaakt. Later op de avond komt de broer van de vrouw langs. Weer wordt de tafel gedekt en worden we verwacht te eten en nu ook te drinken. De wodka vloeit rijkelijk. We mogen slapen in het bed van het echtpaar, voor een nacht slapen zij in een geïmproviseerd bed. Wat een gastvrijheid.
De nieuwe band kan niet zo hard worden opgepompt dus het lijkt voor H. alsof hij op zachte banden rijdt. Maar het rijdt en na een paar kilometers merkt hij al niet meer dat hij een ander band heeft. Rustig fietsen we bergopwaarts naar Jermuk. Aan het einde van de ochtend zijn we er al. Het is een toeristisch plaatsje waar de grote hotelketens ook al hun weg naar hebben gevonden. Uit de rotsen komt warm bronwater. De meeste toeristen hebben een beker gekocht die ze onder de straal water houden. Het water is goed voor de gezondheid en smaakt een beetje zout. We drinken het water uit onze flessen maar het koude water uit onze thermos smaakt ons toch beter. Aan het einde van de middag fietsen we een stuk terug richting Vayk en kamperen in de bergen. Gerust gaan we slapen, de band heeft het gehouden. De volgende dag fietsen we weer door Vayk langs onze automonteur annex fietsenmaker. We stoppen even om hem te vertellen dat de band het heeft gehouden. Na een klein uurtje fietsen langs een grote weg zijn we in Yeghegnadzor. Het plaatsje lijkt uitgestorven. Op een bankje bij een supermarkt lunchen we. Het is nog vroeg in de middag en we zijn in dubio. Een paar kilometer verderop is een fijne camping waar we een jaar geleden ook hebben gekampeerd. Maar het is te vroeg en we hebben nog energie. We besluiten om verder te gaan. Dat betekent een forse klim van 1200 meter naar de karavanserai op de Salem-pass. Aan het einde van de middag komen enkele donkere wolken over de bergen in onze richting. Ongerust houden we de wolken in de gaten. Het ziet er wel prachtig uit deze wolken. Volgens ons zijn er nergens zo’n fotogenieke wolken als in Armenië. Een enkel druppeltje valt en dat brengt de nodige verkoeling. Tot onze opluchting blijft het bij dat ene druppeltje. We fietsen door een paar kleine gehuchtjes. Het is lastig om een kampeerplek te vinden, overal zijn rotsen en het loopt het schuin af. Op de plekken waar het groen is en vlak staan huisjes. In het laatste dorp Aghnjadzor voor de Salempass stoppen we. H. loopt een weg in, op zoek naar een plekje om bij iemand in de tuin te kamperen. De tuinen zijn ruim, vlak en van een grasveld voorzien. Het moet geen probleem zijn. Een man wenkt om te komen en voordat H. ook maar kan vragen wij mogen kamperen maakt hij een gebaar van slapen. Wij gaan in op zijn voorstel en zoals gewoonlijk zitten we binnen een kwartier aan de koffie en thee met de nodige koekjes en snoepjes. De kleindochter van de man heeft op school Duits gehad en oefent nu moeizaam haar woordjes. ’s Avonds wordt een heerlijke maaltijd voor ons klaar gemaakt. Later op de avond komt de broer van de vrouw langs. Weer wordt de tafel gedekt en worden we verwacht te eten en nu ook te drinken. De wodka vloeit rijkelijk. We mogen slapen in het bed van het echtpaar, voor een nacht slapen zij in een geïmproviseerd bed. Wat een gastvrijheid.
De volgende dag zitten we al vroeg op de fiets. Aan het einde van de ochtend staan we op de Salempass. We zijn de eersten, maar niet voor lang. Een oud echtpaar parkeert hun oude Lada op een strategische plek. Uit de kofferbak komen glazen potjes honing die ze op een wankele stellage zetten. De winkel is open en de eerste gasten komen eraan. Twee bussen met jongeren stoppen ook bij de pass en het is gedaan met de rust. We kijken het nog eventjes aan en we fietsen verder. Via Martuni fietsen we via de westzijde van Lake Sevan naar het Noorden. Er is veel verkeer op de weg. Naast de racende personenauto’s ook het nodige vrachtverkeer. De vorige keer in Armenië fietsten we aan de oostzijde, een mooiere route. Op de GPS staan een aantal campings langs het meer aangegeven. Maar van een afstandje zien we vaak al dat het niets is. Kamperen in het wild is prettiger. In Noratus vullen we onze flessen met water en even buiten het dorp zetten we onze tent op. We genieten nog eventjes van het zonnetje en zien een herder met zijn schapen langs komen. Hij ziet ons ook en komt erbij zitten. Wij zijn in de weer met onze brander om het avondeten klaar te maken. Nieuwsgierig kijkt de herder naar ons. Plots maakt hij een gebaar van drinken, of wij een kopje koffie lusten? Nog voordat we zijn aanbod kunnen afslaan staat hij op en gaat droge takjes sprokkelen. Uit zijn zak haalt hij een koffiekannetje. Zijn wandelstok dient als handvat. Het droge hout brandt prima, maar ook het dorre gras. Het vuur verspreidt zich en tot onze schrik ligt de fiets van K. wel heel dicht bij het vuur. De man knikt naar ons en lijkt zich geen zorgen te maken. Gehaast trekken we de fiets van K. weg naar een veilige plek. Ondertussen heeft de herder het vuur onder controle en is de koffie klaar. In een twee kleine kopjes biedt hij ons de koffie aan. Wij zorgen voor een lekker koekje erbij.
Noratus – Sevan – Argel
Noratus staat bekend om zijn kerkhof met eeuwenoude chatsjkars. Een chatsjkar is een stele, een staande steen die is gedecoreerd. Centraal staat het kruis, het doet dan ook denken aan een grafsteen. Een oude vrouw verzorgt ons een rondleiding op het kerkhof. Met een paar woorden Engels probeert ze ons iets te vertellen over het kerkhof. We knikken als ze ons iets vertelt en volgen haar gedwee. Aan het einde van de rondleiding vraagt ze of we iets van haar willen kopen. Uit een tas haalt ze haar breiwerk, sokken en handschoenen. Met een gemiddelde temperatuur van 30 graden zijn we niet geïnteresseerd. We geven de vrouw wat geld en fietsen verder. Na een kort bezoek aan het Hayravank klooster fietsen we naar het stadje Sevan. Vraag je aan een Armeniër waar je naar toe moet gaan dan is negen van de tien keer het antwoord Sevan. Een groot strand, veel hotels van wisselende kwaliteit, een klooster en een stadje is een gewilde mix voor veel toeristen. We zetten onze fietsen achter de kraampjes waar toeristische snuisterijen worden verkocht en lopen de trappen op naar Sevanavank klooster. Bij het klooster heb je een mooi uitzicht op het meer. Aan het einde van de middag zetten we onze tent op onder een boom op een grasveldje.
Noratus staat bekend om zijn kerkhof met eeuwenoude chatsjkars. Een chatsjkar is een stele, een staande steen die is gedecoreerd. Centraal staat het kruis, het doet dan ook denken aan een grafsteen. Een oude vrouw verzorgt ons een rondleiding op het kerkhof. Met een paar woorden Engels probeert ze ons iets te vertellen over het kerkhof. We knikken als ze ons iets vertelt en volgen haar gedwee. Aan het einde van de rondleiding vraagt ze of we iets van haar willen kopen. Uit een tas haalt ze haar breiwerk, sokken en handschoenen. Met een gemiddelde temperatuur van 30 graden zijn we niet geïnteresseerd. We geven de vrouw wat geld en fietsen verder. Na een kort bezoek aan het Hayravank klooster fietsen we naar het stadje Sevan. Vraag je aan een Armeniër waar je naar toe moet gaan dan is negen van de tien keer het antwoord Sevan. Een groot strand, veel hotels van wisselende kwaliteit, een klooster en een stadje is een gewilde mix voor veel toeristen. We zetten onze fietsen achter de kraampjes waar toeristische snuisterijen worden verkocht en lopen de trappen op naar Sevanavank klooster. Bij het klooster heb je een mooi uitzicht op het meer. Aan het einde van de middag zetten we onze tent op onder een boom op een grasveldje.
De volgende dag fietsen we naar het westen. We vermijden de grote weg naar Yerevan door over de kleine weggetjes te fietsen. Een autoluwe tocht met prachtige vergezichten. We dalen langzaam af zodat we de hele dag er lekker vaart in kunnen houden. Onderweg komen we mensen tegen die op het land werken en vriendelijk naar ons zwaaien. Zo af en toe komen we een monument tegen dat herinnert aan de het recente verleden van Armenië. Op twee muren staan de jaartallen 1941-1945, de periode van de Grote Vaderlandse Oorlog. De Sovjet-Unie (waar Armenië deel van uit maakte) vocht tegen Nazi-Duitsland. Een paar trappen leiden naar een imposante muur waarop een man met gespreide armen staat. Zijn linkerarm houdt een zwaard vast, in zijn andere arm heeft hij een fakkel. Het symbool van een geknakte bloem komt veelvuldig terug op de graven. Na meer dan 10 minuten zoeken komt H. ook een hamer en sikkel tegen op een graf. Het blijkt het enige graf te zijn met een communistisch symbool. In heel Armenië is het communistisch verleden weggepoetst. Later zal H. in Yerevan nog één monument zien met een hamer en sikkel, het standbeeld van Moeder Armenië. Op de sokkel staat de hamer en de sikkel. Tot 1962 stond Stalin op deze sokkel.
Aan het einde van de dag is het lastig om een geschikt kampeerplaatsje te vinden. We fietsen in een gebied met veel omheinde boomgaarden. Bij een boomgaard stoppen we en H. loopt naar het huis toe om te vragen of we er onze tent mogen opzetten. Een groep vrouwen neemt H. mee naar een kantoor. Een man loopt mee naar buiten en wijst ons een plek aan waar we onze tent op mogen slaan. We hadden echter een andere plek op het oog maar we zijn toch dankbaar dat we een plekje hebben. We drinken wat water en kijken hoe we de tent het beste kunnen opzetten. Plots staat onze gastheer weer bij ons en gebaart ons om mee te komen met onze fietsen. Bij het kantoor wijst hij een nieuw plekje aan. Daarna wijst hij ons de weg naar water waar we ons kunnen wassen. We zetten onze tent op en weer komt onze gastheer langs, nu met komkommers en tomaten. Een andere man geeft ons een zakje korrels. Er zitten slangen hier, we moeten de korrels rond onze tent neerleggen zodat de slangen op een afstand blijven. We hebben nauwelijks de tijd om ons om te kleden of we moeten mee met onze gastheer. Als we door een poort lopen komen we op een groot fabrieksterrein terecht met vijf grote hallen met legbatterijen. Achter bij het terrein is een grote garage waar het ruikt naar olie en alles onder de smeer zit. Maar dat is niet wat de man ons wil laten zien. We volgen hem naar een klein schuurtje met blauwe plastic tonnen, afgedekt met plastic. Uit de muur steekt een roestige pijp waar een dun stroompje vocht uit sijpelt. In de grote fles die er onder staat zit een klein laagje van het vocht. Voorzichtig pakt de man de grote fles en giet wat van het goedje in een maatbeker en ruikt eraan. Een penetrante geur van alcohol komt uit de maatbeker. Inmiddels heeft de man een alcoholmeter in de maatbeker gedaan. Hij laat ons zien wat het alcoholpercentage van de zelfgestookte wodka is. Ongerust ziet H. dat het streepje op de 80 procent staat. De man schudt met de fles en voegt er wat andere vloeistof bij en kijkt weer op de alcoholmeter. Nog is de man niet tevreden want hij gaat nog enkele minuten door. Eindelijk is hij tevreden. Gehaast spoelt hij drie koffiekopjes met water en vult ze met de zelfgestookt wodka. Buiten voor het huisje staat een wankel tafeltje waar brood, komkommers, tomaat en kaas op gelegd wordt. Met een welgemeende proost nippen we van de wodka. Een brandend gevoel in onze keel zakt langzaam door onze slokdarm. Het brandje wordt snel geblust met het brood maar onze kopjes worden al weer bijgevuld. Na weer een proost drinken we weer wodka. De man vult zijn eigen kopje weer maar nu slaan we het aanbod af. In een mengeling van Engels, Russisch en Armeens legt hij ons uit dat het abrikozenwodka is. De smaak van abrikozen halen we er niet uit. Later koken we bij ons tentje en maken we gebruik van de douche. We slapen heerlijk. De volgende ochtend breken we de tent af. In busjes worden vrouwen bij de poort afgezet. Nieuwsgierig kijken ze ons aan.
Aan het einde van de dag is het lastig om een geschikt kampeerplaatsje te vinden. We fietsen in een gebied met veel omheinde boomgaarden. Bij een boomgaard stoppen we en H. loopt naar het huis toe om te vragen of we er onze tent mogen opzetten. Een groep vrouwen neemt H. mee naar een kantoor. Een man loopt mee naar buiten en wijst ons een plek aan waar we onze tent op mogen slaan. We hadden echter een andere plek op het oog maar we zijn toch dankbaar dat we een plekje hebben. We drinken wat water en kijken hoe we de tent het beste kunnen opzetten. Plots staat onze gastheer weer bij ons en gebaart ons om mee te komen met onze fietsen. Bij het kantoor wijst hij een nieuw plekje aan. Daarna wijst hij ons de weg naar water waar we ons kunnen wassen. We zetten onze tent op en weer komt onze gastheer langs, nu met komkommers en tomaten. Een andere man geeft ons een zakje korrels. Er zitten slangen hier, we moeten de korrels rond onze tent neerleggen zodat de slangen op een afstand blijven. We hebben nauwelijks de tijd om ons om te kleden of we moeten mee met onze gastheer. Als we door een poort lopen komen we op een groot fabrieksterrein terecht met vijf grote hallen met legbatterijen. Achter bij het terrein is een grote garage waar het ruikt naar olie en alles onder de smeer zit. Maar dat is niet wat de man ons wil laten zien. We volgen hem naar een klein schuurtje met blauwe plastic tonnen, afgedekt met plastic. Uit de muur steekt een roestige pijp waar een dun stroompje vocht uit sijpelt. In de grote fles die er onder staat zit een klein laagje van het vocht. Voorzichtig pakt de man de grote fles en giet wat van het goedje in een maatbeker en ruikt eraan. Een penetrante geur van alcohol komt uit de maatbeker. Inmiddels heeft de man een alcoholmeter in de maatbeker gedaan. Hij laat ons zien wat het alcoholpercentage van de zelfgestookte wodka is. Ongerust ziet H. dat het streepje op de 80 procent staat. De man schudt met de fles en voegt er wat andere vloeistof bij en kijkt weer op de alcoholmeter. Nog is de man niet tevreden want hij gaat nog enkele minuten door. Eindelijk is hij tevreden. Gehaast spoelt hij drie koffiekopjes met water en vult ze met de zelfgestookt wodka. Buiten voor het huisje staat een wankel tafeltje waar brood, komkommers, tomaat en kaas op gelegd wordt. Met een welgemeende proost nippen we van de wodka. Een brandend gevoel in onze keel zakt langzaam door onze slokdarm. Het brandje wordt snel geblust met het brood maar onze kopjes worden al weer bijgevuld. Na weer een proost drinken we weer wodka. De man vult zijn eigen kopje weer maar nu slaan we het aanbod af. In een mengeling van Engels, Russisch en Armeens legt hij ons uit dat het abrikozenwodka is. De smaak van abrikozen halen we er niet uit. Later koken we bij ons tentje en maken we gebruik van de douche. We slapen heerlijk. De volgende ochtend breken we de tent af. In busjes worden vrouwen bij de poort afgezet. Nieuwsgierig kijken ze ons aan.
Gokht
We komen in de buurt van Yerevan. We proberen zo veel mogelijk de grote wegen te vermijden maar het lukt niet altijd. De laatste kilometers naar Garni fietsen we op rustige weggetjes in de bergen. In de kleine dorpjes zitten oude vrouwen langs de weg. In een stellage staan wekflessen met ingemaakt fruit. We kopen een vers brood en vervolgen onze weg. Garni is een tempel in Grieks-Romeinse stijl. Op de trappen van de tempel rusten we uit. We besluiten om door te fietsen naar Geghard, een klooster enkele kilometers verderop de berg op. Tijdens de klim worden we ingehaald door twee Nederlandse fietsers. Ook zij zijn onderweg naar het klooster maar willen daarna verder de pas over rechtstreeks naar Lake Sevan. Een tocht die wij ook hebben overwogen in omgekeerde richting te maken. Het is druk bij het Geghard-klooster. We parkeren onze fietsen bij een souvenirstalletje en lopen naar het indrukwekkend klooster. Op de binnenplaats stroomt het koude water uit de kranen. We laten het ons goed smaken. Het plan was om bij het klooster te kamperen maar daar is geen geschikte plek. We besluiten om terug te fietsen richting Garni en te bekijken waar we kunnen overnachten. Halverwege de afdaling zien we een bord waarop een camping 3Gs staat aangegeven. We zijn inmiddels bekend met de staat van de campings in Armenië. Met weinig vertrouwen loopt H. de weg in naar de camping. Een oude vrouw wijst H. naar een muur met een grote poort. Op de muur staat een veelbelovende tekst geschreven: ‘you will be surprised….. ‘. De poort wordt open gemaakt door een klein meisje en het eerste wat H. opvalt is het groene gras en een zwembad…… Surprised, in de meest positieve zin van het woord. In het Engels zegt H. tegen Sandra, de eigenaresse dat hij verrast is. De volgende verrassing is dat Sandra Nederlands is. We hoeven niet lang na te denken en zetten onze tent op. Schone toiletten, een heerlijke douche, een grote keuken waar we gebruik van mogen maken, een prachtig uitzicht op de bergen, wifi en een zwembad. Maar wat belangrijker is: een warm welkom van Sandra! Een Armeens gezin met twee kinderen kampeert er ook en de vrouw maakt ’s avonds een heerlijk Armeens diner. Als klap op de vuurpijl nog een heerlijk gebakje met Nederlandse koffie. Ons geluk kan niet op. De volgende dag besluiten we om nog een dag te blijven. We rusten heerlijk uit, schrijven verhalen voor de website en plannen wat we de laatste dagen gaan doen. Aan het einde van de middag begint het Armeense echtpaar aan de voorbereidingen voor het avondeten. Salades worden gemaakt, kip wordt gesneden en klaar gemaakt voor de barbecue. Net als we aan tafel willen gaan komen er donkere wolken over de bergen en flinke windstoten met een drupje regen. Snel zetten we alles in de grote keuken en eten we daar. Plots valt de stroom uit zetten we de zaklampjes aan. Buiten is het donker en binnen zitten we gezellig aan de tafel. Heerlijk, wat een gastvrijheid!
We komen in de buurt van Yerevan. We proberen zo veel mogelijk de grote wegen te vermijden maar het lukt niet altijd. De laatste kilometers naar Garni fietsen we op rustige weggetjes in de bergen. In de kleine dorpjes zitten oude vrouwen langs de weg. In een stellage staan wekflessen met ingemaakt fruit. We kopen een vers brood en vervolgen onze weg. Garni is een tempel in Grieks-Romeinse stijl. Op de trappen van de tempel rusten we uit. We besluiten om door te fietsen naar Geghard, een klooster enkele kilometers verderop de berg op. Tijdens de klim worden we ingehaald door twee Nederlandse fietsers. Ook zij zijn onderweg naar het klooster maar willen daarna verder de pas over rechtstreeks naar Lake Sevan. Een tocht die wij ook hebben overwogen in omgekeerde richting te maken. Het is druk bij het Geghard-klooster. We parkeren onze fietsen bij een souvenirstalletje en lopen naar het indrukwekkend klooster. Op de binnenplaats stroomt het koude water uit de kranen. We laten het ons goed smaken. Het plan was om bij het klooster te kamperen maar daar is geen geschikte plek. We besluiten om terug te fietsen richting Garni en te bekijken waar we kunnen overnachten. Halverwege de afdaling zien we een bord waarop een camping 3Gs staat aangegeven. We zijn inmiddels bekend met de staat van de campings in Armenië. Met weinig vertrouwen loopt H. de weg in naar de camping. Een oude vrouw wijst H. naar een muur met een grote poort. Op de muur staat een veelbelovende tekst geschreven: ‘you will be surprised….. ‘. De poort wordt open gemaakt door een klein meisje en het eerste wat H. opvalt is het groene gras en een zwembad…… Surprised, in de meest positieve zin van het woord. In het Engels zegt H. tegen Sandra, de eigenaresse dat hij verrast is. De volgende verrassing is dat Sandra Nederlands is. We hoeven niet lang na te denken en zetten onze tent op. Schone toiletten, een heerlijke douche, een grote keuken waar we gebruik van mogen maken, een prachtig uitzicht op de bergen, wifi en een zwembad. Maar wat belangrijker is: een warm welkom van Sandra! Een Armeens gezin met twee kinderen kampeert er ook en de vrouw maakt ’s avonds een heerlijk Armeens diner. Als klap op de vuurpijl nog een heerlijk gebakje met Nederlandse koffie. Ons geluk kan niet op. De volgende dag besluiten we om nog een dag te blijven. We rusten heerlijk uit, schrijven verhalen voor de website en plannen wat we de laatste dagen gaan doen. Aan het einde van de middag begint het Armeense echtpaar aan de voorbereidingen voor het avondeten. Salades worden gemaakt, kip wordt gesneden en klaar gemaakt voor de barbecue. Net als we aan tafel willen gaan komen er donkere wolken over de bergen en flinke windstoten met een drupje regen. Snel zetten we alles in de grote keuken en eten we daar. Plots valt de stroom uit zetten we de zaklampjes aan. Buiten is het donker en binnen zitten we gezellig aan de tafel. Heerlijk, wat een gastvrijheid!
Verin Artashat – Yeravan
Vrijdagmiddag nemen we afscheid van Sandra en fietsen we naar Svetlana. Een jaar eerder (tijdens onze grote reis) hebben we al bij haar en haar familie gelogeerd. Als we door de straat fietsen van Svetlana worden we enthousiast door de buurvrouw welkom geheten. De buurvrouw is lerares Duits en weet alles nog precies te herinneren van een jaar eerder. Svetlana wordt gebeld en het weerzien is hartelijk. Binnen mum van tijd is de tafel gedekt en zitten we aan koffie met gebak. Later zien we Set, de man van Svetlana, hij komt terug van de jacht. We genieten volop van de gastvrijheid. Later skypen we met de nicht van Svetlana, zij woont in Nederland. Met een fijn gevoel vallen we ’s avonds in slaap. De volgende ochtend rijden we met Svetlana, Set en zijn moeder door het dorpje: een kort bezoek aan het kerkhof en een archeologische site. Aan het einde van de ochtend fietsen we naar Yerevan, onze laatste kilometers in het gastvrije Armenië. Zaterdagmiddag wandelen we door Yerevan. De volgende dag pakken we alle spullen in en verblijven we de hele dag in een park. In de avond fietsen we naar het vliegveld. Nabij het vliegveld slapen we in een motel. Maandagochtend om 1.00 uur staan we op en maken de laatste meters. Het inpakken van de fietsen, met geimproviseerde fietshoezen, gaat prima en ook het inchecken verloopt voorspoedig. Na een fijne vlucht landen we in Amsterdam……. Het zit er op.
Het was een geweldige vakantie!
Vrijdagmiddag nemen we afscheid van Sandra en fietsen we naar Svetlana. Een jaar eerder (tijdens onze grote reis) hebben we al bij haar en haar familie gelogeerd. Als we door de straat fietsen van Svetlana worden we enthousiast door de buurvrouw welkom geheten. De buurvrouw is lerares Duits en weet alles nog precies te herinneren van een jaar eerder. Svetlana wordt gebeld en het weerzien is hartelijk. Binnen mum van tijd is de tafel gedekt en zitten we aan koffie met gebak. Later zien we Set, de man van Svetlana, hij komt terug van de jacht. We genieten volop van de gastvrijheid. Later skypen we met de nicht van Svetlana, zij woont in Nederland. Met een fijn gevoel vallen we ’s avonds in slaap. De volgende ochtend rijden we met Svetlana, Set en zijn moeder door het dorpje: een kort bezoek aan het kerkhof en een archeologische site. Aan het einde van de ochtend fietsen we naar Yerevan, onze laatste kilometers in het gastvrije Armenië. Zaterdagmiddag wandelen we door Yerevan. De volgende dag pakken we alle spullen in en verblijven we de hele dag in een park. In de avond fietsen we naar het vliegveld. Nabij het vliegveld slapen we in een motel. Maandagochtend om 1.00 uur staan we op en maken de laatste meters. Het inpakken van de fietsen, met geimproviseerde fietshoezen, gaat prima en ook het inchecken verloopt voorspoedig. Na een fijne vlucht landen we in Amsterdam……. Het zit er op.
Het was een geweldige vakantie!
13-8-2016 t/m 29-8-2016
Route in Armenië: Tarzam – Meghri – Pas voor Kajaran – Erkenants – Goris – Vorkan (meer) – Vayk – Jermuk – Aghnjadzor – Noratus – Sevan – Argel – Gokht – Verin Artashat – Yerevan
Bekijk de route via wikiloc: Iran-Armenie
Wil je meer foto's zien van Armenië? Klik dan hier.
Route in Armenië: Tarzam – Meghri – Pas voor Kajaran – Erkenants – Goris – Vorkan (meer) – Vayk – Jermuk – Aghnjadzor – Noratus – Sevan – Argel – Gokht – Verin Artashat – Yerevan
Bekijk de route via wikiloc: Iran-Armenie
Wil je meer foto's zien van Armenië? Klik dan hier.