Van 25-7-2014 t/m 11-8-2015 maakten wij een lange reis, waaronder door dit land.
Hier vind je de gehele route van dit jaar fietsen.
Hier vind je de gehele route van dit jaar fietsen.
Bangladesh
3-4-2015
Ons wordt vaak gevraagd of deze reis als een lange vakantie voelt. Eigenlijk voelt het meer als een reis door verschillende landschappen en culturen. Misschien kun je onze reis vergelijken met het ‘spelen van een game’. In onze game zitten verschillende levels (landen) die een bepaalde moeilijkheidsgraad hebben door verschillende factoren (sommige landen zijn moeilijker te bereizen, door slechte wegen, regenseizoen, slecht verkrijgbaar eten, taalbarrières enz). In onze game loopt de moeilijkheidsgraad van de levels niet op, maar is dit een willekeurige volgorde. In sommige levels krijgen we ook ‘bonus-punten’; in de vorm van een bijzondere ontmoeting of interessante plaatsen. Als we in een nieuw level komen, is het altijd even wennen aan de omgeving; de natuur, de wegen, de taal, omgangsvormen en het eten. We moeten er onze draai vinden. Na een tijdje hebben we onze draai gevonden en zijn we ‘klaar’ voor een nieuw level.
In ieder level dompelen we ons onder in de cultuur. We fietsen letterlijk en figuurlijk door nieuwe landen heen waarbij we met name de natuur ervaren en waarbij we ons onderdompelen in de cultuur.
Na een fiks aantal ‘bonus-punten’ in de Northeast staten van India zijn we in het level Bangladesh aanbeland. Het kost ons deze keer wat meer tijd om aan dit nieuwe level te wennen.
Een aantal normen en waarden die hier gebruikelijk zijn kennen wij absoluut niet of vinden wij ‘raar’.
Neem bijvoorbeeld het staren naar ons. We stoppen onderweg bij een klein winkeltje om een fles koud water te kopen. Het lijkt een uitgestorven dorpje waar we zijn beland, maar binnen enkele seconden komt er een man richting ons gelopen. Een paar knopen ontbreken zodat zijn blouse half open hangt. Om zijn middel draagt hij een verschoten doek, schoeisel heeft hij niet. Op een meter komt hij voor mij (H.) staan, net iets te dichtbij. Ik negeer hem en concentreer me op de seal van de fles water. Het duurt even voordat de seal en de dop los zijn. Ik zet de fles water aan mijn mond en als ik langs de fles kijk zie ik dat de man een stap dichterbij is gekomen, nu staat hij in mijn intieme zone. Zonder te knipperen of te draaien met zijn ogen observeert de man mij. Zijn gezicht is emotieloos. Ik voel me er een beetje ongemakkelijk bij. Nadat de grootste dorst is gelest kijk ik de man in zijn ogen. “Hello”, zeg ik, maar geen enkele reactie, hij blijft staren. Ik ga verder, “We’re from the Netherlands”. De man geeft geen krimp: alsof ik naar een levend standbeeld kijk. Zijn donkere ogen priemen gaten in mijn voorhoofd. De man heeft inmiddels gezelschap gekregen van een paar dorpsbewoners en één spreekt een beetje Engels. Blij dat ik een beetje aanspraak heb vertel ik hem dat we uit Nederland komen en dat we op fietsreis zijn. In mijn ooghoeken zie ik dat de starende man weer een paar centimeters dichterbij is gekomen is. Eén jongeman pakt zijn mobieltje en op een dwingende toon zegt hij tegen zijn vriend dat hij een foto van ons moet maken. Hij wringt zich naast mij en probeert zijn arm om mijn schouders te leggen. Ik ben een stuk groter dus het komt nogal geforceerd over, maar hij is blij. Er komen meer mobieltjes tevoorschijn en iedereen wil nu met mij op de foto. Gelaten laat ik het over mij heen komen. Ik blijf vriendelijk lachen. Nadat de fotosessie is afgelopen zet ik mijn zonnebril weer op en stappen we weer op de fiets. Ik draai me om en zwaai naar de menigte die inmiddels een omvang heeft van ongeveer vijfentwintig mannen. Het zwaaigebaar is universeel en alle mannen zwaaien me uit met de woorden ‘goodbye!’ Alle mannen…. behalve één man, hij staart me aan.
Ook is de taalbarrière die we ervaren iedere dag een flinke uitdaging. Ondanks dat Bangladesh een voormalige Engelse kolonie is, spreken slechts weinig mensen Engels. En aangezien wij geen woord Bengali spreken, levert dit grappige (en soms frustrerende) situaties op. Bijvoorbeeld: we komen een restaurant binnen en vragen aan de jongeman of hij Engels spreekt. “Yes” zegt hij zonder dralen. Mooi denken wij. “Can we eat here?” is onze volgende vraag. We zien zijn gezicht veranderen in een groot vraagteken. “Can you repeat?” vraagt hij met een Bengaals accent. We herhalen de vraag en maken daarbij gebaren van eten. Het lukt ons niet om hem duidelijk te maken dat we willen eten en lopen verder.
En neem de verkeersregels. Iedere avond zijn we weer blij dat we het verkeer hebben ‘overleefd’. Het verkeer is, in onze ogen, een grote chaos. Op de weg is vrachtverkeer, personenauto’s, veel gemotoriseerde tuk tuks en daarnaast veel fietsriksja’s. Om met het ‘game-vocabulair’ te spreken: het lijkt alsof men een race game speelt en zo hard mogelijk met de auto/riksja over de weg manoeuvreert en alleen maar naar aan zichzelf denkt. Er wordt ingehaald waarbij de hele andere weghelft wordt ingenomen. De tegenligger moet dan maar uitzoeken hoe hij ‘overleeft’. Soms voelt het alsof we op een eenrichtingsweg rijden: iedereen komt op ons af gereden. Het scheelt soms maar centimeters. Ook claxonneert men hier om de haverklap, vaak meerdere malen achter elkaar en seconden lang. De een heeft nog een schellere claxon dan de andere. Dit bij elkaar maakt dat het verkeer rumoerig is en druk aanvoelt. We proberen de B-weggetjes te vinden, maar aangezien deze niet altijd op de kaart staan, is dat best lastig.
Druk, drukker, drukst
In Bangladesh wonen 142 miljoen mensen in een relatief klein land, 147.570 vierkante kilometer, drie en een half keer groter dan Nederland. Per vierkante kilometer wonen in Bangladesh 1.109 inwoners, in Nederland 499. Deze drukte ervaren wij ook. Bijvoorbeeld in de drukke steden en ook merken we het aan de vele dorpjes die we passeren als we een B-weg nemen. Overal zijn mensen, de dorpjes liggen op enkele kilometers van elkaar, we fietsen het ene dorpje uit en zien in de verte al het volgende dorpje opdoemen. De naam van deze dorpjes eindigt vaak op 'bazaar'. Centraal in elk dorpje staat dan ook de markt, waar ook alle riksja’s staan. Vaak is het file rijden achter de riksja’s, bussen en trucks totdat we het dorpje uit zijn. In de steden is het een graadje erger. Minutenlang staan we stil in een file voordat we stapvoets verder kunnen. Op kruispunten staan verkeeragenten om de chaos te beteugelen, maar het is onbegonnen werk. In onze ogen is de locatie van het busstation vaak verkeerd gekozen: net voor een brug met wegversmalling bijvoorbeeld. Hier ontstaat dus altijd file.
Ons wordt vaak gevraagd of deze reis als een lange vakantie voelt. Eigenlijk voelt het meer als een reis door verschillende landschappen en culturen. Misschien kun je onze reis vergelijken met het ‘spelen van een game’. In onze game zitten verschillende levels (landen) die een bepaalde moeilijkheidsgraad hebben door verschillende factoren (sommige landen zijn moeilijker te bereizen, door slechte wegen, regenseizoen, slecht verkrijgbaar eten, taalbarrières enz). In onze game loopt de moeilijkheidsgraad van de levels niet op, maar is dit een willekeurige volgorde. In sommige levels krijgen we ook ‘bonus-punten’; in de vorm van een bijzondere ontmoeting of interessante plaatsen. Als we in een nieuw level komen, is het altijd even wennen aan de omgeving; de natuur, de wegen, de taal, omgangsvormen en het eten. We moeten er onze draai vinden. Na een tijdje hebben we onze draai gevonden en zijn we ‘klaar’ voor een nieuw level.
In ieder level dompelen we ons onder in de cultuur. We fietsen letterlijk en figuurlijk door nieuwe landen heen waarbij we met name de natuur ervaren en waarbij we ons onderdompelen in de cultuur.
Na een fiks aantal ‘bonus-punten’ in de Northeast staten van India zijn we in het level Bangladesh aanbeland. Het kost ons deze keer wat meer tijd om aan dit nieuwe level te wennen.
Een aantal normen en waarden die hier gebruikelijk zijn kennen wij absoluut niet of vinden wij ‘raar’.
Neem bijvoorbeeld het staren naar ons. We stoppen onderweg bij een klein winkeltje om een fles koud water te kopen. Het lijkt een uitgestorven dorpje waar we zijn beland, maar binnen enkele seconden komt er een man richting ons gelopen. Een paar knopen ontbreken zodat zijn blouse half open hangt. Om zijn middel draagt hij een verschoten doek, schoeisel heeft hij niet. Op een meter komt hij voor mij (H.) staan, net iets te dichtbij. Ik negeer hem en concentreer me op de seal van de fles water. Het duurt even voordat de seal en de dop los zijn. Ik zet de fles water aan mijn mond en als ik langs de fles kijk zie ik dat de man een stap dichterbij is gekomen, nu staat hij in mijn intieme zone. Zonder te knipperen of te draaien met zijn ogen observeert de man mij. Zijn gezicht is emotieloos. Ik voel me er een beetje ongemakkelijk bij. Nadat de grootste dorst is gelest kijk ik de man in zijn ogen. “Hello”, zeg ik, maar geen enkele reactie, hij blijft staren. Ik ga verder, “We’re from the Netherlands”. De man geeft geen krimp: alsof ik naar een levend standbeeld kijk. Zijn donkere ogen priemen gaten in mijn voorhoofd. De man heeft inmiddels gezelschap gekregen van een paar dorpsbewoners en één spreekt een beetje Engels. Blij dat ik een beetje aanspraak heb vertel ik hem dat we uit Nederland komen en dat we op fietsreis zijn. In mijn ooghoeken zie ik dat de starende man weer een paar centimeters dichterbij is gekomen is. Eén jongeman pakt zijn mobieltje en op een dwingende toon zegt hij tegen zijn vriend dat hij een foto van ons moet maken. Hij wringt zich naast mij en probeert zijn arm om mijn schouders te leggen. Ik ben een stuk groter dus het komt nogal geforceerd over, maar hij is blij. Er komen meer mobieltjes tevoorschijn en iedereen wil nu met mij op de foto. Gelaten laat ik het over mij heen komen. Ik blijf vriendelijk lachen. Nadat de fotosessie is afgelopen zet ik mijn zonnebril weer op en stappen we weer op de fiets. Ik draai me om en zwaai naar de menigte die inmiddels een omvang heeft van ongeveer vijfentwintig mannen. Het zwaaigebaar is universeel en alle mannen zwaaien me uit met de woorden ‘goodbye!’ Alle mannen…. behalve één man, hij staart me aan.
Ook is de taalbarrière die we ervaren iedere dag een flinke uitdaging. Ondanks dat Bangladesh een voormalige Engelse kolonie is, spreken slechts weinig mensen Engels. En aangezien wij geen woord Bengali spreken, levert dit grappige (en soms frustrerende) situaties op. Bijvoorbeeld: we komen een restaurant binnen en vragen aan de jongeman of hij Engels spreekt. “Yes” zegt hij zonder dralen. Mooi denken wij. “Can we eat here?” is onze volgende vraag. We zien zijn gezicht veranderen in een groot vraagteken. “Can you repeat?” vraagt hij met een Bengaals accent. We herhalen de vraag en maken daarbij gebaren van eten. Het lukt ons niet om hem duidelijk te maken dat we willen eten en lopen verder.
En neem de verkeersregels. Iedere avond zijn we weer blij dat we het verkeer hebben ‘overleefd’. Het verkeer is, in onze ogen, een grote chaos. Op de weg is vrachtverkeer, personenauto’s, veel gemotoriseerde tuk tuks en daarnaast veel fietsriksja’s. Om met het ‘game-vocabulair’ te spreken: het lijkt alsof men een race game speelt en zo hard mogelijk met de auto/riksja over de weg manoeuvreert en alleen maar naar aan zichzelf denkt. Er wordt ingehaald waarbij de hele andere weghelft wordt ingenomen. De tegenligger moet dan maar uitzoeken hoe hij ‘overleeft’. Soms voelt het alsof we op een eenrichtingsweg rijden: iedereen komt op ons af gereden. Het scheelt soms maar centimeters. Ook claxonneert men hier om de haverklap, vaak meerdere malen achter elkaar en seconden lang. De een heeft nog een schellere claxon dan de andere. Dit bij elkaar maakt dat het verkeer rumoerig is en druk aanvoelt. We proberen de B-weggetjes te vinden, maar aangezien deze niet altijd op de kaart staan, is dat best lastig.
Druk, drukker, drukst
In Bangladesh wonen 142 miljoen mensen in een relatief klein land, 147.570 vierkante kilometer, drie en een half keer groter dan Nederland. Per vierkante kilometer wonen in Bangladesh 1.109 inwoners, in Nederland 499. Deze drukte ervaren wij ook. Bijvoorbeeld in de drukke steden en ook merken we het aan de vele dorpjes die we passeren als we een B-weg nemen. Overal zijn mensen, de dorpjes liggen op enkele kilometers van elkaar, we fietsen het ene dorpje uit en zien in de verte al het volgende dorpje opdoemen. De naam van deze dorpjes eindigt vaak op 'bazaar'. Centraal in elk dorpje staat dan ook de markt, waar ook alle riksja’s staan. Vaak is het file rijden achter de riksja’s, bussen en trucks totdat we het dorpje uit zijn. In de steden is het een graadje erger. Minutenlang staan we stil in een file voordat we stapvoets verder kunnen. Op kruispunten staan verkeeragenten om de chaos te beteugelen, maar het is onbegonnen werk. In onze ogen is de locatie van het busstation vaak verkeerd gekozen: net voor een brug met wegversmalling bijvoorbeeld. Hier ontstaat dus altijd file.
Hieronder enkele foto’s die een impressie geven van het straatbeeld.
We komen heel vriendelijke mensen tegen. Op onze eerste fietsdag werden we bijvoorbeeld door een jongeman uitgenodigd om zijn huis te bezoeken. Hij sprak zeer goed Engels dus we namen de uitnodiging aan. De moeder zette ons een heerlijk ontbijt voor en na afloop een kopje zoete melkthee met een zoet koekje. De vader kwam naar ons toe en schudde seconden lang onze handen. Hij sprak een paar woorden Engels, maar hij bleef herhalen “I’m very happy, I’m very happy”, waarbij hij de v van very als een b uitsprak. Zijn ogen werden waterig van ontroering.
Onderweg bieden soms mensen ons een fles water aan, of koekjes en seven-up. Maar soms kan die vriendelijkheid ook omslaan in een dwingende betutteling. Op weg naar Brahmanbaria ontmoetten we een stelletje op de brommer. De jongeman kwam naast H. rijden en stelde een aantal geïnteresseerde vragen over onze reis. De laatste vraag was of hij een foto van ons mocht maken. Geen probleem, wij stopten en poseerden met hen naast onze fietsen. Ondertussen stelden wij hen ook vragen over hotelletjes in Brahmanbaria. Dit was voldoende voor het stelletje om zich over ons te ontfermen. Enkele tientallen minuten bleven ze achter ons aan rijden om ons te begeleiden naar Brahmanbaria. Wij stopten onderweg om een fles water te drinken maar zij vonden die plaats ‘niet goed’: verderop zou een betere plek zijn. Ze betaalden het water voor ons en we voelden dat we onze vrijheid beetje bij beetje kwijt begonnen te raken. We moesten hen volgen naar een goed restaurant, twee kilometer verderop. Die twee kilometer bleken er meer dan acht te zijn en inmiddels kregen we ontzettende honger. We passeerden een aantal, voor ons, geschikte wegrestaurantjes waar we de fietsen zouden kunnen parkeren naast een tafeltje. Maar, we moesten hen volgen tot het restaurant dat zij uitkozen. Het was op een heel druk kruispunt. Er was heel veel verkeer, getoeter en binnen mum van tijd stond er een record aantal mensen om ons heen. Dit voelde niet goed. Als we het restaurant in zouden gaan, zouden we onze fietsen niet meer in de gaten kunnen houden. Ongemakkelijk bedankten we het jonge stel voor de uitnodiging en baanden ons een weg door de menigte heen.
Armoede
Bangladesh is een arm land. Volgens de VN is 25 procent van de bevolking ondervoed en leeft 31 procent onder de armoedegrens. In de steden zie je veel bedelaars. Ook zitten er veel mensen met een fysieke handicap op straat. Je ziet dat hier weinig geld is voor gezondheidszorg. Vrouwen met een baby met een hazenlip op de arm bedelen om geld.
De lage lonen in combinatie met een hoog analfabetisme zorgen voor veel ongeschoold werk. Werk dat in Nederland door machines wordt overgenomen wordt hier door mensen verricht. Zand dat per boot wordt vervoerd, wordt door sjouwers in rieten manden op hun schouder de dijk opgebracht. De eerste meters moeten de sjouwers door het water waden. Daarnaast wordt er nog veel meer door mensenkracht versjouwd, bijvoorbeeld stenen voor wegwerkzaamheden, steenkool, zakken cement en rijst.
Onderweg bieden soms mensen ons een fles water aan, of koekjes en seven-up. Maar soms kan die vriendelijkheid ook omslaan in een dwingende betutteling. Op weg naar Brahmanbaria ontmoetten we een stelletje op de brommer. De jongeman kwam naast H. rijden en stelde een aantal geïnteresseerde vragen over onze reis. De laatste vraag was of hij een foto van ons mocht maken. Geen probleem, wij stopten en poseerden met hen naast onze fietsen. Ondertussen stelden wij hen ook vragen over hotelletjes in Brahmanbaria. Dit was voldoende voor het stelletje om zich over ons te ontfermen. Enkele tientallen minuten bleven ze achter ons aan rijden om ons te begeleiden naar Brahmanbaria. Wij stopten onderweg om een fles water te drinken maar zij vonden die plaats ‘niet goed’: verderop zou een betere plek zijn. Ze betaalden het water voor ons en we voelden dat we onze vrijheid beetje bij beetje kwijt begonnen te raken. We moesten hen volgen naar een goed restaurant, twee kilometer verderop. Die twee kilometer bleken er meer dan acht te zijn en inmiddels kregen we ontzettende honger. We passeerden een aantal, voor ons, geschikte wegrestaurantjes waar we de fietsen zouden kunnen parkeren naast een tafeltje. Maar, we moesten hen volgen tot het restaurant dat zij uitkozen. Het was op een heel druk kruispunt. Er was heel veel verkeer, getoeter en binnen mum van tijd stond er een record aantal mensen om ons heen. Dit voelde niet goed. Als we het restaurant in zouden gaan, zouden we onze fietsen niet meer in de gaten kunnen houden. Ongemakkelijk bedankten we het jonge stel voor de uitnodiging en baanden ons een weg door de menigte heen.
Armoede
Bangladesh is een arm land. Volgens de VN is 25 procent van de bevolking ondervoed en leeft 31 procent onder de armoedegrens. In de steden zie je veel bedelaars. Ook zitten er veel mensen met een fysieke handicap op straat. Je ziet dat hier weinig geld is voor gezondheidszorg. Vrouwen met een baby met een hazenlip op de arm bedelen om geld.
De lage lonen in combinatie met een hoog analfabetisme zorgen voor veel ongeschoold werk. Werk dat in Nederland door machines wordt overgenomen wordt hier door mensen verricht. Zand dat per boot wordt vervoerd, wordt door sjouwers in rieten manden op hun schouder de dijk opgebracht. De eerste meters moeten de sjouwers door het water waden. Daarnaast wordt er nog veel meer door mensenkracht versjouwd, bijvoorbeeld stenen voor wegwerkzaamheden, steenkool, zakken cement en rijst.
Op de theeplantages in de omgeving van Sreemongol plukken vrouwen thee. De handen van de vouwen zijn fijner dan die van de mannen en daardoor beter geschikt voor het plukken. Op de theeplantages worden ook nieuwe theeplanten gekweekt. Vrouwen vullen kleine plastic zakjes met fijne aarde, waar later de theeplanten in worden geplaatst. Voor 25 gevulde zakjes krijgen de vrouwen 17 Taka. Omgerekend betekent dit dat een vrouw 125 zakjes moet vullen voor 85 Taka, wat overeenkomt met 1 euro.
De fietsriksja’s zijn veel gezien in het straatbeeld. Het zijn prachtig versierde fietstaxi’s. Je ziet ze veel in steden voor personenvervoer, maar ook op het platteland worden ze gebruikt. Soms worden er ook spullen in vervoerd. Sommige riksja’s zijn heuse kunstwerken.
Een ritje met de riksja in de stad kost zo’n 20 Taka. Door de drukte in het verkeer kan zo’n ritje wel 15 tot 20 minuten duren. Een snelle rekensom: 4 ritjes per uur, 8 uur per dag. 640 Taka per dag x 7 dagen = 4480 Taka per week. Dat is 56 euro. Een aantal riksja’s is trouwens uitgerust met een kleine motor, dat scheelt veel trappen.
Een ritje met de riksja in de stad kost zo’n 20 Taka. Door de drukte in het verkeer kan zo’n ritje wel 15 tot 20 minuten duren. Een snelle rekensom: 4 ritjes per uur, 8 uur per dag. 640 Taka per dag x 7 dagen = 4480 Taka per week. Dat is 56 euro. Een aantal riksja’s is trouwens uitgerust met een kleine motor, dat scheelt veel trappen.
Cultuur, mentaliteit en opportunisme
De informele economie floreert in Bangladesh volop met de zogenaamde baksheesh (een soort fooi) als smeerolie. Het is gebruikelijk dat voor een bepaalde dienst die wordt geleverd wordt betaald. Maar voor ons is het wennen. Soms worden sommige diensten je opgedrongen. In Sreemongol ontbeten we bij een klein theehuis. De fietsen zetten we altijd voor het restaurant zodat we er zicht op kunnen houden. We waren enigszins verbaasd toen de eigenaar van dit restaurant baksheesh vroeg voor een van de werknemers die toezicht had gehouden op onze fietsen.
Of als we de weg vragen naar een hotel, dan rijdt een riksjarijder al voor ons uit voordat we ook maar iets hebben kunnen zeggen. We raken hem niet kwijt en aangekomen bij het hotel worden de baksheesh gevraagd. Maar de baksheesh is onderdeel hier van de (islamitische) cultuur en wordt niet gezien als bedelen. Het wordt ook verwacht van rijkere mensen dat ze baksheesh geven aan armen.
Men is hier ook redelijk ‘commercieel’ ingesteld. In een restaurant zet men gewoon eten voor je neus dat je niet hebt besteld en als je het opeet, wordt de rekening voorgeschoteld. Een schaaltje dat nog voor de helft gevuld is met rijst wordt vervangen door een vol schaaltje. Van te voren informeren we altijd naar de prijs om niet verrast te worden met de rekening. Het is wennen aan de baksheesh cultuur en de mentaliteit van initiatief nemen die daar bij hoort. Maar ook opportunisme: wij zijn de rijke buitenlanders en die kunnen best wel iets meer betalen, zo denken we dat er over ons wordt gedacht.
Steenfabrieken
In de Sylhet division hebben we veel baksteenfabrieken gezien langs de weg. Je herkent de ‘fabriek’ vanaf een afstand al aan de grote schoorsteen. Ook hier wordt het zwaarste werk verricht door mensenhanden. De grote brokken natte klei wordt eerst bewerkt tot kleinere hapklare brokken. Dit gebeurt met een machine, de enige machine in het hele proces. Vervolgens wordt de klei handmatig in een houten mal gestopt. Op de steen staat de naam van de fabriek, vaak een drie-letter-combinatie. De kleistenen worden enige tijd in de zon gelegd om te drogen. Dan worden ze door mannen en vrouwen naar de oven gebracht. Vrouwen dragen tien stenen op hun hoofd. Mannen dragen de stenen met een juk die op hun schouders rust, daaronder hangt aan beide kanten een bamboeplateautje waar aan elke kant zeven stenen zijn gestapeld. In een grote ondergrondse kuiloven worden de stenen gestapeld, overdekt en gebakken. Je kunt over de oven lopen en dan voel je de warmte die uit de grond stijgt. Boven op de oven liggen kleine dekseltjes waar steenkool bij het vuur wordt gedaan. De baksteenfabrieken in Bangladesh zijn berucht om de kinderen die hier werken. Maar kinderen hebben we hier niet zien werken in de steenfabrieken.
De informele economie floreert in Bangladesh volop met de zogenaamde baksheesh (een soort fooi) als smeerolie. Het is gebruikelijk dat voor een bepaalde dienst die wordt geleverd wordt betaald. Maar voor ons is het wennen. Soms worden sommige diensten je opgedrongen. In Sreemongol ontbeten we bij een klein theehuis. De fietsen zetten we altijd voor het restaurant zodat we er zicht op kunnen houden. We waren enigszins verbaasd toen de eigenaar van dit restaurant baksheesh vroeg voor een van de werknemers die toezicht had gehouden op onze fietsen.
Of als we de weg vragen naar een hotel, dan rijdt een riksjarijder al voor ons uit voordat we ook maar iets hebben kunnen zeggen. We raken hem niet kwijt en aangekomen bij het hotel worden de baksheesh gevraagd. Maar de baksheesh is onderdeel hier van de (islamitische) cultuur en wordt niet gezien als bedelen. Het wordt ook verwacht van rijkere mensen dat ze baksheesh geven aan armen.
Men is hier ook redelijk ‘commercieel’ ingesteld. In een restaurant zet men gewoon eten voor je neus dat je niet hebt besteld en als je het opeet, wordt de rekening voorgeschoteld. Een schaaltje dat nog voor de helft gevuld is met rijst wordt vervangen door een vol schaaltje. Van te voren informeren we altijd naar de prijs om niet verrast te worden met de rekening. Het is wennen aan de baksheesh cultuur en de mentaliteit van initiatief nemen die daar bij hoort. Maar ook opportunisme: wij zijn de rijke buitenlanders en die kunnen best wel iets meer betalen, zo denken we dat er over ons wordt gedacht.
Steenfabrieken
In de Sylhet division hebben we veel baksteenfabrieken gezien langs de weg. Je herkent de ‘fabriek’ vanaf een afstand al aan de grote schoorsteen. Ook hier wordt het zwaarste werk verricht door mensenhanden. De grote brokken natte klei wordt eerst bewerkt tot kleinere hapklare brokken. Dit gebeurt met een machine, de enige machine in het hele proces. Vervolgens wordt de klei handmatig in een houten mal gestopt. Op de steen staat de naam van de fabriek, vaak een drie-letter-combinatie. De kleistenen worden enige tijd in de zon gelegd om te drogen. Dan worden ze door mannen en vrouwen naar de oven gebracht. Vrouwen dragen tien stenen op hun hoofd. Mannen dragen de stenen met een juk die op hun schouders rust, daaronder hangt aan beide kanten een bamboeplateautje waar aan elke kant zeven stenen zijn gestapeld. In een grote ondergrondse kuiloven worden de stenen gestapeld, overdekt en gebakken. Je kunt over de oven lopen en dan voel je de warmte die uit de grond stijgt. Boven op de oven liggen kleine dekseltjes waar steenkool bij het vuur wordt gedaan. De baksteenfabrieken in Bangladesh zijn berucht om de kinderen die hier werken. Maar kinderen hebben we hier niet zien werken in de steenfabrieken.
Met de boot
Na een dikke vijftig kilometer goed doortrappen komen we om 9.30 uur aan in Moju Chowdhury Hat. Eén dag eerder waren we Chandpur, een grote plaats aan de Shahbazpur River (in India wordt deze rivier Brahmaputra genoemd). Aan het einde van de middag zijn we naar de ticketoffice gelopen om informatie in te winnen over de ferry naar Barisal. Eerder hebben we al vernomen dat er overdag geen ferry vanuit Chandpur naar Barisal vaart. De drie mannen achter het loket zijn alleraardigst en behulpzaam. We staan ongeveer vijftien minuten voor het loket en in moeizaam Engels vertellen ze ons dat we in Moju Chowdhury Hat wel de ferry naar Barisal kunnen nemen. De mannen zijn zo verheugd om buitenlanders aan hun loket te hebben dat ze ons uitnodigen voor een kop thee achter het loket. We murwen ons door de menigte heen die zich achter ons heeft verzameld en lopen achterom. De twee stoelen voor de medewerkers worden voor ons vrijgemaakt en onder het genot van een kopje thee praten we verder. Door de tralies van het loket verdringen de mensen zich om een glimp van de buitenlanders op te kunnen vangen.
Vanuit Moju Chowdhury Hat vertrekt er om 12.00 uur een ferry naar Barisal dus we moeten nog een dikke twee uur overbruggen. Voor een klein winkeltje annex theehuis parkeren we de fietsen en binnen drinken we een fles koud water. Het winkeltje wordt een verzamelplaats van belangstellenden. In eerste instantie gluren ze nog naar binnen en worden onze fietsen bekeken, maar na korte tijd staat de winkel bomvol. We krijgen het benauwd. Alle stoelen aan ons tafeltje zijn inmiddels bezet en overal murwen zich mensen tussen ons en de stoelen. Staren naar elkaar is voor Bengalen heel gewoon. Ook zijn zij eraan gewend dat ze met velen in een klein land wonen. De menigte die wij om ons heen verzamelen als we ergens stoppen staat ook allemaal dicht bij elkaar. In het begin is er nog enige afstand tussen ons en de mensen, maar beetje bij beetje schuifelt men dichterbij, tot ze in onze intieme zone staan. De grens van deze zone is voor hen anders dan voor ons.
Als we gebaren dat we wat afstand willen (voor wat lucht en licht) stappen de mensen gedwee een paar stappen naar achteren maar het duurt eventjes of we voelen de adem weer in onze nek.
We besluiten om een stukje terug te fietsen op zoek naar een plek waar we wel enigszins rustig kunnen zitten. Het lijkt alsof we een magneet zijn: de menigte uit het theehuis loopt gewoon in file achter ons aan. Na een paar honderd meter verliezen we ze, maar het is onbegonnen werk om een rustig plekje te vinden: overal zijn mensen, mensen en mensen… Bij een benzinepomp kunnen we wel rustig zitten, enigszins in de luwte, slechts vijftien mensen…..
Op tijd fietsen we weer terug naar de ferry-opstapplaats. Ook daar verzamelt zich binnen een paar seconden weer een grote menigte met starende mensen rondom ons. Eén jongeman ontfermt zich over ons. Nog voordat alle passagiers zijn uitgestapt uit de ferry die aangekomen is, gebaart hij ons om met de fiets aan de hand de steile loopplank af te dalen. Het is wringen, ook de andere passagiers proberen zo snel mogelijk aan boord te komen om een goed plekje te reserveren. Nadat de fietsen op een veilige plek zijn geparkeerd laat de jongeman ons de stoelen zien. Onder in de ferry, in een bedompte ruimte, staan plastic kuipstoeltjes, rij aan rij. Op de meeste stoeltjes liggen al tassen en zijn dus al bezet. We vrezen dat we de komende vijf uur de bekende aapjes zijn in de dierentuin. Maar we worden lopen verder, twee smalle trapjes op en daar is de eerste klas. Hier staan zachte bankjes, een ventilator en bovenal: het is er rustig. We installeren ons breed over twee bankjes die tegen over elkaar staan. We worden enige ogenblikken aangekeken door de andere eersteklaspassagiers maar daarna is het rustig. Later neemt één nieuwsgierige jongeman plaats in een stoel bij ons. Hij zit eersteklas om ons te bekijken en dat doet hij dan ook. Maar zodra de tickets worden gecontroleerd staat hij met tegenzin op en sjokt de trap af naar de tweedeklas. Dit tafereel herhaalt zich nog enkele malen met andere passagiers, maar hier bleef het bij. We hebben genoten van de rust op de overtocht.
Na een dikke vijftig kilometer goed doortrappen komen we om 9.30 uur aan in Moju Chowdhury Hat. Eén dag eerder waren we Chandpur, een grote plaats aan de Shahbazpur River (in India wordt deze rivier Brahmaputra genoemd). Aan het einde van de middag zijn we naar de ticketoffice gelopen om informatie in te winnen over de ferry naar Barisal. Eerder hebben we al vernomen dat er overdag geen ferry vanuit Chandpur naar Barisal vaart. De drie mannen achter het loket zijn alleraardigst en behulpzaam. We staan ongeveer vijftien minuten voor het loket en in moeizaam Engels vertellen ze ons dat we in Moju Chowdhury Hat wel de ferry naar Barisal kunnen nemen. De mannen zijn zo verheugd om buitenlanders aan hun loket te hebben dat ze ons uitnodigen voor een kop thee achter het loket. We murwen ons door de menigte heen die zich achter ons heeft verzameld en lopen achterom. De twee stoelen voor de medewerkers worden voor ons vrijgemaakt en onder het genot van een kopje thee praten we verder. Door de tralies van het loket verdringen de mensen zich om een glimp van de buitenlanders op te kunnen vangen.
Vanuit Moju Chowdhury Hat vertrekt er om 12.00 uur een ferry naar Barisal dus we moeten nog een dikke twee uur overbruggen. Voor een klein winkeltje annex theehuis parkeren we de fietsen en binnen drinken we een fles koud water. Het winkeltje wordt een verzamelplaats van belangstellenden. In eerste instantie gluren ze nog naar binnen en worden onze fietsen bekeken, maar na korte tijd staat de winkel bomvol. We krijgen het benauwd. Alle stoelen aan ons tafeltje zijn inmiddels bezet en overal murwen zich mensen tussen ons en de stoelen. Staren naar elkaar is voor Bengalen heel gewoon. Ook zijn zij eraan gewend dat ze met velen in een klein land wonen. De menigte die wij om ons heen verzamelen als we ergens stoppen staat ook allemaal dicht bij elkaar. In het begin is er nog enige afstand tussen ons en de mensen, maar beetje bij beetje schuifelt men dichterbij, tot ze in onze intieme zone staan. De grens van deze zone is voor hen anders dan voor ons.
Als we gebaren dat we wat afstand willen (voor wat lucht en licht) stappen de mensen gedwee een paar stappen naar achteren maar het duurt eventjes of we voelen de adem weer in onze nek.
We besluiten om een stukje terug te fietsen op zoek naar een plek waar we wel enigszins rustig kunnen zitten. Het lijkt alsof we een magneet zijn: de menigte uit het theehuis loopt gewoon in file achter ons aan. Na een paar honderd meter verliezen we ze, maar het is onbegonnen werk om een rustig plekje te vinden: overal zijn mensen, mensen en mensen… Bij een benzinepomp kunnen we wel rustig zitten, enigszins in de luwte, slechts vijftien mensen…..
Op tijd fietsen we weer terug naar de ferry-opstapplaats. Ook daar verzamelt zich binnen een paar seconden weer een grote menigte met starende mensen rondom ons. Eén jongeman ontfermt zich over ons. Nog voordat alle passagiers zijn uitgestapt uit de ferry die aangekomen is, gebaart hij ons om met de fiets aan de hand de steile loopplank af te dalen. Het is wringen, ook de andere passagiers proberen zo snel mogelijk aan boord te komen om een goed plekje te reserveren. Nadat de fietsen op een veilige plek zijn geparkeerd laat de jongeman ons de stoelen zien. Onder in de ferry, in een bedompte ruimte, staan plastic kuipstoeltjes, rij aan rij. Op de meeste stoeltjes liggen al tassen en zijn dus al bezet. We vrezen dat we de komende vijf uur de bekende aapjes zijn in de dierentuin. Maar we worden lopen verder, twee smalle trapjes op en daar is de eerste klas. Hier staan zachte bankjes, een ventilator en bovenal: het is er rustig. We installeren ons breed over twee bankjes die tegen over elkaar staan. We worden enige ogenblikken aangekeken door de andere eersteklaspassagiers maar daarna is het rustig. Later neemt één nieuwsgierige jongeman plaats in een stoel bij ons. Hij zit eersteklas om ons te bekijken en dat doet hij dan ook. Maar zodra de tickets worden gecontroleerd staat hij met tegenzin op en sjokt de trap af naar de tweedeklas. Dit tafereel herhaalt zich nog enkele malen met andere passagiers, maar hier bleef het bij. We hebben genoten van de rust op de overtocht.
17-4-2015
De B-weggetjes
Zoals we al eerder schreven: de grote wegen in Bangladesh zijn druk. Iedereen probeert zijn plekje op het asfalt te veroveren en soms gaat dat ten koste van anderen. De grote slagschepen op de wegen zijn de vrachtwagens en bussen. Luid toeterend horen we ze van verre aankomen. Vaak blijven de chauffeurs secondenlang toeteren, een schelle toon die onze pijngrens overschrijdt. Ze rijden met een hoog tempo over de vlakke wegen. De wegen zijn net breed genoeg voor de bussen en vrachtwagens om elkaar te kunnen passeren. Dit gebeurt zonder dat de snelheid wordt verminderd. Van het overige verkeer wordt verwacht dat ze dan ook ruim plaats maken. Dat betekent dat wij, voor onze eigen veiligheid, regelmatig even in de berm gaan fietsen.
Personenauto’s zie je niet zoveel op de wegen. De meeste mensen laten zich vervoeren door de riksja’s. Er zijn verschillende soorten riksja’s. De bekendste zijn de oude vertrouwde fietsriksja’s. Zwoegend en zwetend staat een man op de pedalen om vaart te maken. De fietsriksja’s zijn log en het kost de riksjarijder veel moeite om op snelheid te komen. Eenmaal op gang gekomen wil een riksjarijder dan ook doorrijden en slalommend worden dan voetgangers en andere fietsers ontweken. Nieuw voor ons is dat er nu ook elektrische fietsriksja’s zijn. Ze maken weinig geluid en halen een maximum van rond de 25 km/u. Maar vaak zijn ze zwaar beladen en halen ze met moeite 20 km/u.
Ook zijn er CNG’s, groene auto-riksja’s op drie wielen die rijden op Compressed Natural Gas. Je ziet ze veel in de stad. Daar stoppen ze te pas en te onpas om passagiers op te pikken en af te zetten en trekken ze langzaam op. Als we eenmaal achter een CNG zitten dan komen we er vaak niet snel meer van af. Met name in de drukke stad zijn ze lastig te passeren. Echter deze CNG’s worden ook gebruikt voor de lange afstanden: je ziet er dus ook veel langs scheuren en toeteren op de B-weggetjes.
Op de secundaire weggetjes zijn er ook nog vehikels die zorgen voor het vervoer van bulk, voornamelijk stenen en hout. Doordat ze zwaar zijn beladen moet de motor veel toeren maken. Ze maken veel herrie, en laten een spoor van zwarte roetwolken achter.
Brommers zijn een stuk sneller dan onze fietsen maar vaak halen ze ons niet in. Ze rijden achter ons en als het verkeer het toe laat komen ze naast ons rijden. Geïnteresseerd vragen de bestuurders ons waar we vandaan komen (‘your country?’) en waarom we hier zijn (‘your purpose?’) en soms ook nog of ze een foto mogen maken (‘can I take a snap?’). Op een brommer zitten vaak meerdere mensen, soms gezinnen, man achter het stuur en de vrouw achterop. Tussen hen in zit een kind, soms twee, geklemd. Fietsers zijn iets meer wendbaar dan brommers en manoeuvreren zich vaak tussen ons in. Soms hebben we minutenlang een volger die zwijgzaam achter ons fietst. We horen de fietser niet. Zijn fiets vaak wel, een regelmatig piepje of een spatbord dat rammelt.
Om deze drukte te ontvluchten besloten we de landkaart goed te bestuderen en de kleine weggetjes te nemen. Dit pakte heel goed uit. We fietsten een aantal dagen door een prachtig groen en rustig landschap. De slechte wegen namen we daarbij op de koop toe. Langs de wegen stonden bomen met plaatselijk fruit zoals bananen, mango’s, kokosnoten en jackfruit. De weggetjes liggen hoger zodat je kilometers ver over de rijstvelden kunt kijken. Bangladesh wordt doorkruist door honderden rivieren. Soms stopt een weg bij een rivier en is er geen brug, daarom staat die weg dan ook niet op de kaart of GPS vermeld. Indien we op zo’n punt komen, rijden we onze fietsen op een kleine boot en voor een habbekrats brengt de schipper ons naar de andere kant waar de weg weer verder gaat.
Dagenlang fietsen we op smalle wegen langs rivieren. Hier alleen lokaal verkeer. Dus geen toeterende bussen en auto’s dus, maar lopende en fietsende kinderen op hun weg van en naar school, gemotoriseerde riksja’s voor lokaal verkeer en fietsende mannen op zwaar beladen fietsen. Wat was dat fijn fietsen. Met de nadruk op ‘fietsen’, want als we stil stonden, of dat nu op een rustig weggetje was waar niemand was of in een dorpje, gebeurde hetzelfde: in enkele seconden werden we omringd door 50-100 nieuwsgierige dorpsbewoners. Echter, vaak sprak een van deze dorpsbewoners wel Engels, dus werd er niet alleen maar gestaard naar ons, maar konden we ook tot een kort gesprekje komen. Dat voelde al heel wat beter dan onze eerdere ervaringen.
De B-weggetjes
Zoals we al eerder schreven: de grote wegen in Bangladesh zijn druk. Iedereen probeert zijn plekje op het asfalt te veroveren en soms gaat dat ten koste van anderen. De grote slagschepen op de wegen zijn de vrachtwagens en bussen. Luid toeterend horen we ze van verre aankomen. Vaak blijven de chauffeurs secondenlang toeteren, een schelle toon die onze pijngrens overschrijdt. Ze rijden met een hoog tempo over de vlakke wegen. De wegen zijn net breed genoeg voor de bussen en vrachtwagens om elkaar te kunnen passeren. Dit gebeurt zonder dat de snelheid wordt verminderd. Van het overige verkeer wordt verwacht dat ze dan ook ruim plaats maken. Dat betekent dat wij, voor onze eigen veiligheid, regelmatig even in de berm gaan fietsen.
Personenauto’s zie je niet zoveel op de wegen. De meeste mensen laten zich vervoeren door de riksja’s. Er zijn verschillende soorten riksja’s. De bekendste zijn de oude vertrouwde fietsriksja’s. Zwoegend en zwetend staat een man op de pedalen om vaart te maken. De fietsriksja’s zijn log en het kost de riksjarijder veel moeite om op snelheid te komen. Eenmaal op gang gekomen wil een riksjarijder dan ook doorrijden en slalommend worden dan voetgangers en andere fietsers ontweken. Nieuw voor ons is dat er nu ook elektrische fietsriksja’s zijn. Ze maken weinig geluid en halen een maximum van rond de 25 km/u. Maar vaak zijn ze zwaar beladen en halen ze met moeite 20 km/u.
Ook zijn er CNG’s, groene auto-riksja’s op drie wielen die rijden op Compressed Natural Gas. Je ziet ze veel in de stad. Daar stoppen ze te pas en te onpas om passagiers op te pikken en af te zetten en trekken ze langzaam op. Als we eenmaal achter een CNG zitten dan komen we er vaak niet snel meer van af. Met name in de drukke stad zijn ze lastig te passeren. Echter deze CNG’s worden ook gebruikt voor de lange afstanden: je ziet er dus ook veel langs scheuren en toeteren op de B-weggetjes.
Op de secundaire weggetjes zijn er ook nog vehikels die zorgen voor het vervoer van bulk, voornamelijk stenen en hout. Doordat ze zwaar zijn beladen moet de motor veel toeren maken. Ze maken veel herrie, en laten een spoor van zwarte roetwolken achter.
Brommers zijn een stuk sneller dan onze fietsen maar vaak halen ze ons niet in. Ze rijden achter ons en als het verkeer het toe laat komen ze naast ons rijden. Geïnteresseerd vragen de bestuurders ons waar we vandaan komen (‘your country?’) en waarom we hier zijn (‘your purpose?’) en soms ook nog of ze een foto mogen maken (‘can I take a snap?’). Op een brommer zitten vaak meerdere mensen, soms gezinnen, man achter het stuur en de vrouw achterop. Tussen hen in zit een kind, soms twee, geklemd. Fietsers zijn iets meer wendbaar dan brommers en manoeuvreren zich vaak tussen ons in. Soms hebben we minutenlang een volger die zwijgzaam achter ons fietst. We horen de fietser niet. Zijn fiets vaak wel, een regelmatig piepje of een spatbord dat rammelt.
Om deze drukte te ontvluchten besloten we de landkaart goed te bestuderen en de kleine weggetjes te nemen. Dit pakte heel goed uit. We fietsten een aantal dagen door een prachtig groen en rustig landschap. De slechte wegen namen we daarbij op de koop toe. Langs de wegen stonden bomen met plaatselijk fruit zoals bananen, mango’s, kokosnoten en jackfruit. De weggetjes liggen hoger zodat je kilometers ver over de rijstvelden kunt kijken. Bangladesh wordt doorkruist door honderden rivieren. Soms stopt een weg bij een rivier en is er geen brug, daarom staat die weg dan ook niet op de kaart of GPS vermeld. Indien we op zo’n punt komen, rijden we onze fietsen op een kleine boot en voor een habbekrats brengt de schipper ons naar de andere kant waar de weg weer verder gaat.
Dagenlang fietsen we op smalle wegen langs rivieren. Hier alleen lokaal verkeer. Dus geen toeterende bussen en auto’s dus, maar lopende en fietsende kinderen op hun weg van en naar school, gemotoriseerde riksja’s voor lokaal verkeer en fietsende mannen op zwaar beladen fietsen. Wat was dat fijn fietsen. Met de nadruk op ‘fietsen’, want als we stil stonden, of dat nu op een rustig weggetje was waar niemand was of in een dorpje, gebeurde hetzelfde: in enkele seconden werden we omringd door 50-100 nieuwsgierige dorpsbewoners. Echter, vaak sprak een van deze dorpsbewoners wel Engels, dus werd er niet alleen maar gestaard naar ons, maar konden we ook tot een kort gesprekje komen. Dat voelde al heel wat beter dan onze eerdere ervaringen.
Over de B-weggetjes passeren we veel kleine dorpjes die aan de weg liggen. Soms worden we uitbundig begroet, soms wordt er slechts naar ons gestaard. De weg wordt gebruikt om mais, pepertjes en rijst te laten drogen en we zien vrouwen bolletjes draaien van gedroogde koeienvlaaien. Als de bolletjes zijn gedroogd worden ze aan een spie geregen. Handig om het houtvuur mee aan te steken!
Circuit houses
Voorzichtig pak ik (H.) de nog ongelezen krant van het bureau en bekijk de voorkant. De tekst is geschreven in Bengali dus onleesbaar. Op de voorkant staan politici die ik niet herken maar als ik doorblader naar de sport herken ik Ronaldo en Messi. Ook een paar foto’s van cricketspelers. Een paar weken geleden werden de wereldkampioenschappen cricket in New Zeeland en Australië gehouden. In India en zeker ook in Bangladesh liepen de emoties hoog op. We fietsten in India toen het nationale cricketteam van India Bangladesh versloeg. Eerder had India aartsrivaal Pakistan ook al verslagen dus het kon eigenlijk al niet mee stuk. In Bangladesh daarentegen liepen de emoties hoog op over de wedstrijd tegen India. Bangladesh had verloren door een paar dubieuze beslissingen van de scheidsrechter en verschillende Bengalezen die we spraken weten zeker dat er sprake is van corruptie: de scheidsrechter is omgekocht door India.
Maar ook de foto’s van de cricketspelers en Bengaalse filmsterren zeggen me niets. In het kantoor waar ik zit staat een groot houten bureau met daarvoor drie rijen van vier stoelen. Meer dan een anderhalf uur geleden ben ik door een vriendelijke medewerker van de DC-office naar dit kantoor gebracht met de mededeling dat de DC (District Commissioner) een lunchbreak heeft maar over twintig minuten wel weer terug is. De eerste twintig minuten had ik nog enigszins aanspraak van een jonge klerk die kopietjes aan het maken was maar daarna zat ik hier alleen. Het enige wat we nodig hebben van de DC is toestemming om in het ‘circuit house’ te mogen overnachten. Ik vervloek de Bengaalse hiërarchische bureaucratie. Blijkbaar is hier niemand anders die ook bevoegd is om toestemming te geven.
De overheid heeft in diverse plaatsen en dorpen ‘circuit houses’ laten bouwen. Grote, ruim opgezette, vaak witte gebouwen, allemaal met een overeenkomstige architectuur. Deze ommuurde (en daarom ook eenvoudig te beveiligen) gebouwen zijn bedoeld voor ‘high officials’ als deze in een bepaalde stad moeten overnachten. In tegenstelling tot India zijn deze gebouwen goed onderhouden en hangt er een gemoedelijke sfeer. Je betaalt er dan ook zeker de prijs voor dat een ‘redelijk goed hotel’ ook vraagt. Daar waar het mogelijk is prefereren we de overnachting in een circuit house. Hier geen nieuwsgierige omwonenden, maar een stukje van de weg af tussen de bomen genieten wij van onze rust. Maar om te logeren bij een circuit house heb je dus officieel toestemming nodig van de DC. Dus wacht ik nu al anderhalf uur op de DC die een lunchbreak heeft van twintig minuten. Een lunchbreak wordt hier blijkbaar serieus genomen.
Om de tijd te doden loop ik naar beneden waar K. op de fietsen let. De gebruikelijke menigte staat rondom K. en onze fietsen. Er rijdt een grote fourwheeldrive voor waar een jongeman en een vrouw uitstappen. Geïnteresseerd vraagt de jongeman naar waar wij vandaan komen en kijkt naar onze fietsen. Ongeduldig beantwoord ik zijn vragen en tegen beter weten in vraag ik hem of hij misschien de DC is. Hij is het niet maar hij wil mij wel helpen en brengt mij weer naar het kantoortje dat ik al zo goed ken. Ik neem weer plaats op de stoel voor het bureau. Aan de andere kant neemt de jongeman plaats en gaat uitgebreid uitleggen wat zijn functie inhoudt. Beleefd hoor ik het aan maar daar zit ik nu echt niet op te wachten. Ook niet op zijn collega’s die één voor één langskomen en zich voorstellen. Het wordt gezellig druk in het kantoortje maar de DC is in geen velden of wegen te bekennen. Inmiddels is het al bijna 16.00 uur en ik informeer of er ook een hotel is in de stad. Die is er, maar ze zeggen dat ik nog even moet wachten. De jongeman vertrekt en als hij na vijftien minuten nog niet terug is heb ik het gezien. Resoluut zonder te groeten of de mensen te informeren loop ik naar onze fietsen, zet mijn helm op en stap op, dan maar geen overnachting in een circuit house vandaag. Het eerste hotel dat we bezichtigen is zeer basic en ook vol, dus we fietsen verder. Plots passeert een fourwheeldrive ons met de jongeman van de DC office die gebaart dat we moeten stoppen. “Room number 5” roept hij uit de auto. De DC is gevonden en heeft ons toestemming gegeven om in het circuit house te logeren. Opgelucht fietsen we naar het circuit house waar even later de jongeman ook komt. Na een kort gesprek met de caretaker en met de jongeman als tolk wordt onze kamer in orde gemaakt. Als we vertellen dat we één nacht willen blijven betrekt het gezicht van de jongeman. Hij maant ons om aan de grote tafel te gaan zitten. “You know” zegt hij met een serieus gezicht, “Bangladesh is nowadays not safe”. Vandaag wordt in hoger beroep het vonnis, de doodstraf, van een moslimterrorist bevestigd. Morgen zou wel een dag van onrust kunnen worden. Blijf dus nog een dagje hier, dan kun je een dag later verder fietsen.
Weven
Bangladesh staat bekend (berucht) om de textielindustrie. Regelmatig fietsten we dan ook langs kleine donkere fabriekjes waar geweven wordt of passeerden we een veldje waar geverfde katoen te drogen hing.
Voorzichtig pak ik (H.) de nog ongelezen krant van het bureau en bekijk de voorkant. De tekst is geschreven in Bengali dus onleesbaar. Op de voorkant staan politici die ik niet herken maar als ik doorblader naar de sport herken ik Ronaldo en Messi. Ook een paar foto’s van cricketspelers. Een paar weken geleden werden de wereldkampioenschappen cricket in New Zeeland en Australië gehouden. In India en zeker ook in Bangladesh liepen de emoties hoog op. We fietsten in India toen het nationale cricketteam van India Bangladesh versloeg. Eerder had India aartsrivaal Pakistan ook al verslagen dus het kon eigenlijk al niet mee stuk. In Bangladesh daarentegen liepen de emoties hoog op over de wedstrijd tegen India. Bangladesh had verloren door een paar dubieuze beslissingen van de scheidsrechter en verschillende Bengalezen die we spraken weten zeker dat er sprake is van corruptie: de scheidsrechter is omgekocht door India.
Maar ook de foto’s van de cricketspelers en Bengaalse filmsterren zeggen me niets. In het kantoor waar ik zit staat een groot houten bureau met daarvoor drie rijen van vier stoelen. Meer dan een anderhalf uur geleden ben ik door een vriendelijke medewerker van de DC-office naar dit kantoor gebracht met de mededeling dat de DC (District Commissioner) een lunchbreak heeft maar over twintig minuten wel weer terug is. De eerste twintig minuten had ik nog enigszins aanspraak van een jonge klerk die kopietjes aan het maken was maar daarna zat ik hier alleen. Het enige wat we nodig hebben van de DC is toestemming om in het ‘circuit house’ te mogen overnachten. Ik vervloek de Bengaalse hiërarchische bureaucratie. Blijkbaar is hier niemand anders die ook bevoegd is om toestemming te geven.
De overheid heeft in diverse plaatsen en dorpen ‘circuit houses’ laten bouwen. Grote, ruim opgezette, vaak witte gebouwen, allemaal met een overeenkomstige architectuur. Deze ommuurde (en daarom ook eenvoudig te beveiligen) gebouwen zijn bedoeld voor ‘high officials’ als deze in een bepaalde stad moeten overnachten. In tegenstelling tot India zijn deze gebouwen goed onderhouden en hangt er een gemoedelijke sfeer. Je betaalt er dan ook zeker de prijs voor dat een ‘redelijk goed hotel’ ook vraagt. Daar waar het mogelijk is prefereren we de overnachting in een circuit house. Hier geen nieuwsgierige omwonenden, maar een stukje van de weg af tussen de bomen genieten wij van onze rust. Maar om te logeren bij een circuit house heb je dus officieel toestemming nodig van de DC. Dus wacht ik nu al anderhalf uur op de DC die een lunchbreak heeft van twintig minuten. Een lunchbreak wordt hier blijkbaar serieus genomen.
Om de tijd te doden loop ik naar beneden waar K. op de fietsen let. De gebruikelijke menigte staat rondom K. en onze fietsen. Er rijdt een grote fourwheeldrive voor waar een jongeman en een vrouw uitstappen. Geïnteresseerd vraagt de jongeman naar waar wij vandaan komen en kijkt naar onze fietsen. Ongeduldig beantwoord ik zijn vragen en tegen beter weten in vraag ik hem of hij misschien de DC is. Hij is het niet maar hij wil mij wel helpen en brengt mij weer naar het kantoortje dat ik al zo goed ken. Ik neem weer plaats op de stoel voor het bureau. Aan de andere kant neemt de jongeman plaats en gaat uitgebreid uitleggen wat zijn functie inhoudt. Beleefd hoor ik het aan maar daar zit ik nu echt niet op te wachten. Ook niet op zijn collega’s die één voor één langskomen en zich voorstellen. Het wordt gezellig druk in het kantoortje maar de DC is in geen velden of wegen te bekennen. Inmiddels is het al bijna 16.00 uur en ik informeer of er ook een hotel is in de stad. Die is er, maar ze zeggen dat ik nog even moet wachten. De jongeman vertrekt en als hij na vijftien minuten nog niet terug is heb ik het gezien. Resoluut zonder te groeten of de mensen te informeren loop ik naar onze fietsen, zet mijn helm op en stap op, dan maar geen overnachting in een circuit house vandaag. Het eerste hotel dat we bezichtigen is zeer basic en ook vol, dus we fietsen verder. Plots passeert een fourwheeldrive ons met de jongeman van de DC office die gebaart dat we moeten stoppen. “Room number 5” roept hij uit de auto. De DC is gevonden en heeft ons toestemming gegeven om in het circuit house te logeren. Opgelucht fietsen we naar het circuit house waar even later de jongeman ook komt. Na een kort gesprek met de caretaker en met de jongeman als tolk wordt onze kamer in orde gemaakt. Als we vertellen dat we één nacht willen blijven betrekt het gezicht van de jongeman. Hij maant ons om aan de grote tafel te gaan zitten. “You know” zegt hij met een serieus gezicht, “Bangladesh is nowadays not safe”. Vandaag wordt in hoger beroep het vonnis, de doodstraf, van een moslimterrorist bevestigd. Morgen zou wel een dag van onrust kunnen worden. Blijf dus nog een dagje hier, dan kun je een dag later verder fietsen.
Weven
Bangladesh staat bekend (berucht) om de textielindustrie. Regelmatig fietsten we dan ook langs kleine donkere fabriekjes waar geweven wordt of passeerden we een veldje waar geverfde katoen te drogen hing.
Special guests
Op een van onze tochten langs een B-weggetje aten we bij een klein stalletje een aantal samosa’s. Zoals gebruikelijk hadden we binnen enkele seconden een grote menigte om het stalletje heen verzameld. Een paar jongens spraken wat Engels en stelden de gebruikelijke vragen. Toen we hen vertelden dat we beiden docent zijn, vroeg hij of we interesse hadden om de middelbare school te bezoeken in dit dorp. Oke, zeiden we, als die school op onze route ligt dan fietsen we er even langs. Even later fietsten wij, met de gehele menigte lopend achter ons, richting de school. Daar aangekomen bleek er een groots programma: alle studenten zaten in rijen (de jongens rechts, de meisjes links) voor een groot podium. Ze waren meteen afgeleid door ons en de fietsen (en de menigte). Ondanks dat er een official uit Dakha was gekomen om een praatje te houden en hier een heel programma omheen was, werden we uiterst hartelijk ontvangen door de directeur en de docenten. Het programma kon nog enigszins gewijzigd worden, dus kregen we de vraag of wij ook iets aan de studenten wilden vertellen. H. wilde dat graag doen. Toen het programma begon, namen wij, met de directeur en de official, plaats op de stoelen op het podium. Als eerste werd iedereen geïntroduceerd, op de eerste plaats de directeur van de school en daarna de official uit Dhaka. Wij kwamen als derde aan de beurt en kregen het grootste applaus. Na ons werden nog een zestal mannen voorgesteld. De directeur begon met een introductie van het programma en verwelkomde de bijzondere gasten uit Nederland. Eenmaal voor de microfoon vertelde H. iets over de fietsreis, dat we Bangladesh een prachtig land vinden en dat de mensen bijzonder vriendelijk zijn. Natuurlijk ook een bedankje richting de directeur die ons zo gastvrij had ontvangen. Na H. kwam de official uit Dhaka aan het woord maar wij zaten toen al weer in de kamer van de directeur waar we thee en een lunch aangeboden kregen. Toen wij weer op de fiets stapten kregen we weer alle aandacht van de studenten. Waren we toch even een special guest op dit programma!
Familiebezoek
Als we tijdens het fietsen een korte pauze wilden nemen probeerden we vaak een rustig plekje te vinden. Dat was moeilijk, want we werden vaak al snel gespot. Soms nodigde iemand ons uit met hem of haar mee naar huis te gaan. Dat aanbod hebben we een aantal keren aangegrepen. Als we dan de fietsen in de ‘tuin’ hadden gezet en binnen waren gaan zitten, stond inmiddels het hele dorp in de tuin om ons te komen bekijken en binnen een mum van tijd stond er ook een nieuwsgierige menigte binnen in het huisje. De familie die ons uitnodigde toonde zich uitermate trots dat wij op hun aanbod waren ingegaan en we werden dan ook als eregast ontvangen. Soms werden er speciaal broodjes voor ons gebakken, of werd een kokosnoot uit de boom gehaald. Tijdens een ‘vragenvuur’ genoten wij dan van heerlijk eten en kokosmelk.
Op een van onze tochten langs een B-weggetje aten we bij een klein stalletje een aantal samosa’s. Zoals gebruikelijk hadden we binnen enkele seconden een grote menigte om het stalletje heen verzameld. Een paar jongens spraken wat Engels en stelden de gebruikelijke vragen. Toen we hen vertelden dat we beiden docent zijn, vroeg hij of we interesse hadden om de middelbare school te bezoeken in dit dorp. Oke, zeiden we, als die school op onze route ligt dan fietsen we er even langs. Even later fietsten wij, met de gehele menigte lopend achter ons, richting de school. Daar aangekomen bleek er een groots programma: alle studenten zaten in rijen (de jongens rechts, de meisjes links) voor een groot podium. Ze waren meteen afgeleid door ons en de fietsen (en de menigte). Ondanks dat er een official uit Dakha was gekomen om een praatje te houden en hier een heel programma omheen was, werden we uiterst hartelijk ontvangen door de directeur en de docenten. Het programma kon nog enigszins gewijzigd worden, dus kregen we de vraag of wij ook iets aan de studenten wilden vertellen. H. wilde dat graag doen. Toen het programma begon, namen wij, met de directeur en de official, plaats op de stoelen op het podium. Als eerste werd iedereen geïntroduceerd, op de eerste plaats de directeur van de school en daarna de official uit Dhaka. Wij kwamen als derde aan de beurt en kregen het grootste applaus. Na ons werden nog een zestal mannen voorgesteld. De directeur begon met een introductie van het programma en verwelkomde de bijzondere gasten uit Nederland. Eenmaal voor de microfoon vertelde H. iets over de fietsreis, dat we Bangladesh een prachtig land vinden en dat de mensen bijzonder vriendelijk zijn. Natuurlijk ook een bedankje richting de directeur die ons zo gastvrij had ontvangen. Na H. kwam de official uit Dhaka aan het woord maar wij zaten toen al weer in de kamer van de directeur waar we thee en een lunch aangeboden kregen. Toen wij weer op de fiets stapten kregen we weer alle aandacht van de studenten. Waren we toch even een special guest op dit programma!
Familiebezoek
Als we tijdens het fietsen een korte pauze wilden nemen probeerden we vaak een rustig plekje te vinden. Dat was moeilijk, want we werden vaak al snel gespot. Soms nodigde iemand ons uit met hem of haar mee naar huis te gaan. Dat aanbod hebben we een aantal keren aangegrepen. Als we dan de fietsen in de ‘tuin’ hadden gezet en binnen waren gaan zitten, stond inmiddels het hele dorp in de tuin om ons te komen bekijken en binnen een mum van tijd stond er ook een nieuwsgierige menigte binnen in het huisje. De familie die ons uitnodigde toonde zich uitermate trots dat wij op hun aanbod waren ingegaan en we werden dan ook als eregast ontvangen. Soms werden er speciaal broodjes voor ons gebakken, of werd een kokosnoot uit de boom gehaald. Tijdens een ‘vragenvuur’ genoten wij dan van heerlijk eten en kokosmelk.
Vragenvuur
Wanneer men wat Engels beheerst uit men dat in het stellen van enkele basale vragen. Men bedoelt dat heel vriendelijk, maar voor ons betekent dat dat wij de hele dag onderworpen staan aan vragenvuren. Mensen die even langs ons komen rijden/fietsen, mensen die ons aanspreken als we stil staan, als we aan het eten zijn etc. Er worden diverse vragen gesteld, maar enige regelmaat is te herkennen: Your name? Husband, wife? Why you in Bangladesh? Your profession? How many days in Bangladesh? Om het vriendelijk af te sluiten wordt ons antwoord gevolgd door: ‘Thank you’. En dan fietst men, zienderogen dolgelukkig (joepie, gepraat met buitenlander), door.
De ogenschijnlijk simpele vraag waar we vandaan komen, wordt ons op diverse manieren gesteld. ‘Where are you from?’ of een variant hierop ‘You are from?’ zijn beiden duidelijk en ook ‘What your country?’ en ‘Your country?’. Lastiger wordt het als ze vragen ‘Your native town?’, ze vragen naar een stad maar bedoelen een land. Soms wordt de vraag als een invulvraag gesteld waarbij het de bedoeling is dat wij de zin verder invullen zoals: ‘My country is ….?’ Eén van de grappigste is van een jongeman die ons een tijdje achtervolgde op de fiets. Uiteindelijk verzamelde hij voldoende moed om naast ons te fietsen en wijzend op ons vroeg hij: ‘Made in China?’. Overigens verschillende keren werd ons gevraagd of we uit China kwamen, tja, wat zullen we daar van zeggen…..
‘Uit eten’
De liftboy laat ons binnen, sluit de liftdeuren en drukt voor ons op het knopje. Vier etages hoger gaan de deuren weer open en lopen we het restaurant binnen. In de Lonely Planet staat dit restaurant omschreven als de beste in de stad Bogra. Een restaurant met een westerse uitstraling en een uitgebreide menukaart. Tot onze verrassing is het uitgestorven. Twee mannen kijken ons licht geïrriteerd aan. We worden naar een hoek van het restaurant gebracht en bekijken daar de menukaart. Voor we het weten staat er al een fles water op tafel. Thaise, Chinese, Indische en Bengaalse gerechten staan op het menu, allemaal in het Engels beschreven. Overal staat een prijs, behalve bij de Bengaalse gerechten. Vriendelijk vragen we wat de prijzen zijn en het lijkt alsof de ober ze ter plekke verzint. 120 Taka voor twee bordjes droge rijst, dat zijn flinke prijzen. De andere gerechten die wel zijn geprijsd zijn, allemaal rond de 300 Taka, zijn ook aan de hoge kant. We kijken elkaar aan, klappen de menukaart dicht, bedanken de twee mannen en lopen weer naar de lift.
Het is niet de eerste keer dat we na het bekijken van de menukaart een restaurant verlaten.
Voor het ontbijt en de lunch zijn er in een stad vaak veel mogelijkheden om puri, chapatti en samosa te eten, maar een restaurant voor een diner vinden dat valt tegen. Soms is er geen andere mogelijkheid dan in een “westers” restaurant te eten. Vaak eten we dan een bordje nasi en bestellen we er nog twee porties bij omdat we nog niet vol zitten. Als dan de rekening komt staat er soms nog servicetax bij, die soms oploopt tot 20% van de rekening. We verlaten dan het restaurant met een onvoldaan gevoel (en een lege portemonnee).
Buiten op straat wordt het schemerig en we lopen richting ons hotel. In een ander restaurant maken we hetzelfde mee: een leeg restaurant met een prijzige menukaart. Als we bijna weer bij ons hotel terug zijn zien we een reclamebord van een restaurant.
Op de tweede verdieping van het gebouw komen we bij een druk restaurant. Daar waar het druk is met locals is dat meestal een goede graadmeter voor de kwaliteit van het eten en voor fatsoenlijke porties voor een redelijke prijs.
We werden naar een tafeltje gebracht en vragend keek de ober ons aan wat we wilden eten. Er was geen menukaart, maar we wezen gewoon gerechten aan die anderen aan het eten waren. Als eerste kregen we rijst met een groentencurrie, een spinaziecurrie en dal (linzen). Even later bestelden andere gasten een soep met chapatti, een soort pannenkoek. We haalden de ober er weer bij en wezen op het gerecht van onze buren, dat wilden we ook graag. Weer andere gasten hadden een heerlijk dessert van vruchten, ijs en nootjes. Ook dat konden we nu bestellen. De volgende dag aten we weer in hetzelfde restaurant. Er was een andere ober maar we lieten hem de rekening met de gerechten van een dag eerder zien. Binnen mum van tijd stond alles op tafel en was ook alles op en stonden we weer op straat. Want een avondje uit eten in een lokaal Bengaals restaurant betekent alleen maar eten en geen ‘avondvullend programma’ of uitgebreid natafelen.
De drukte die we ervaren op straat, ervaren we ook in andere ‘openbare ruimtes’.
Het restaurant bijvoorbeeld was volle bak: een komen en gaan van mensen. Een grote ruimte met TLl-verlichting, kleine tafeltjes met bankjes voor twee personen (maar waar er ook wel drie kunnen zitten) en een slechte akoestiek. Met meer dan tachtig gasten is het dan ook een kakafonie van geluid. De airconditioning en ventilatoren draaien op volle toeren en vaak staat er ook nog een TV aan met luid volume. Wij zaten tegenover elkaar en moesten luid naar elkaar praten om iets te vertellen. De hectiek in het restaurant wordt versterkt door het personeel dat naar elkaar roept om bestellingen door te geven en gehaast door de rijen loopt.
In eerste opzicht lijkt het chaotisch, maar ieder personeelslid (alleen maar mannen) heeft zijn eigen taak. De een is verantwoordelijk voor de kassa, de andere voor het maken van een speciaal nagerecht, de ander voor het bakken van brood, een jongetje voor het wassen van het bestek en een ander voor het spoelen en vullen van de glazen water. Dit alles gebeurt overigens in dezelfde ruimte.
De man van de nagerechten heeft een kleine ruimte achter in het restaurant met een vitrine. Als een bestelling klaar staat om geserveerd te worden drukt hij op een bel die door het hele restaurant is te horen. En wanneer het naar zijn idee niet snel genoeg wordt opgehaald door de obers belt hij snel nog een aantal keren. In Bangladesh eet men met de handen, althans met de rechterhand. Het is onfatsoenlijk om de linkerhand te gebruiken en brood breken en met de linkerhand naar de mond brengen is not done. Voor en na het eten worden de handen dan ook grondig gewassen. Achter in het restaurant staat de spoelbak die uit drie delen bestaat. Een deel voor de gasten om de handen te wassen, een deel voor het afwassen van het bestek en een deel voor het vullen van de glazen water.
Het eten is hier dus geen avondvullend programma. Na de laatste hap wordt meteen het bord opgehaald en krijg je de rekening. Lekker rustig natafelen met een kopje thee is er niet bij want er staan nieuwe gasten die ook graag willen zitten.
Voor 325 Taka aten we onze buiken vol. Ieder een bord rijst (10 Taka p.p.), 3 groentenprutjes, ieder een chapatti en een soep om het in te dopen, een fles water, ieder een nagerecht en een melkthee om het af te sluiten. 4 euro.
In het dure, westerse restaurant was het wel rustig. Rust is hier schaars en misschien wel een privilege. Rust kun je afkopen in Bangladesh.
Kapper
Ergens ver weg onder in één van de fietstassen zit een klein zakje met daarin mijn (H.) scheerspullen: mesjes, aftershave en scheerolie. Ik maak er zelden gebruik van. In Bangladesh en trouwens ook in India, is een scheercultuur. Voor een paar Taka’s word je door een kapper vakkundig geschoren. Het werd weer tijd voor een scheerbeurt en ook mijn ‘kapsel’ was weer toe aan een scheerbeurt. Ik haal diep adem, open de deur van het hotel en kom meteen in de chaos van het drukke verkeer van Bogra. Bumper aan bumper schuift het verkeer door de straat en ik wurm me er tussen. Een paar straten verder zitten een aantal kappers. De eerste kapper wenkt me naar binnen. Zijn Engels is goed en hij vraagt honderd Taka voor het scheren, 85 Taka is één Euro, dus het is iets meer dan een Euro. Ik probeer wat van de prijs af te halen, Bangladesh heeft ook een afdingcultuur, maar de kapper houdt voet bij stuk. Ik bedank hem en loop verder, bij een afdingcultuur moet je nooit bij de eerste de beste toehappen. Rondkijken en vergelijken. De tweede kapper vraagt ook honderd Taka maar het lukt me om er dertig van af te halen. Althans ik denk dat ik dat heb geregeld, het Engels van deze kapper is beperkt tot OK en ‘good’. Nadrukkelijk controleer ik of hij schone, nieuwe scheermesjes heeft en ik vraag of hij een ‘machine’ heeft voor mijn haren. Yes, yes, machine en hij wijst op de tondeuse achter in de zaak. De kapper wijst me naar de eerste stoel in de kapsalon. De kapsalon is ongeveer drie meter breed en in plaats van een deur is er over de volle breedte een ijzeren rolluik. Via de spiegel kijk ik schuin op de hectiek van de straat. Ik krijg een handdoek over mijn schouders gelegd en ik schuif een beetje naar voren zodat ik met mijn rug tegen de leuning van de stoel rust. De stoel is niet voor lange mensen gemaakt. Vrolijk pakt de kapper de tondeuse. Tot mijn verbazing heeft hij een tondeuse om een baard en snor mee te trimmen. Voorzichtig begint hij achter in mijn nek de eerste haren weg te scheren. Moeizaam wordt een strookje haar weggeschoren. Een volgende strookje volgt. Ik besef nu dat ik niet meer terug kan en verzoen me met de gedachte dat dit nog een tijdje kan duren. Als mijn achterhoofd is geschoren komt de bovenkant van mijn hoofd aan de beurt. Minutieus scheert de kapper strook voor strook, eerst links, dan rechts zodat er een brede hanenkam op mijn hoofd blijft staan. Tevreden kijkt de kapper naar het resultaat en lacht. De tondeuse wordt nu in de hanenkam gezet maar het gaat ontzettend moeizaam totdat de tondeuse er mee op houdt. Een beetje olie op de bladen van de tondeuse helpt ook niet en plots beseft de kapper dat de batterijen op zijn. Achter in de kapsalon wordt de tondeuse opgeladen. Ondertussen begint de kapper aan mijn baard. Niet alleen mijn kin maar mijn hele gezicht wordt eerst met een witte crème ingesmeerd. Daarna wordt mijn kin ingezeept met scheerschuim en routineus wordt mijn baard geschoren. Mijn kin wordt voor een tweede keer ingezeept en alle haren die de eerste keer zijn blijven staan worden nu wel weggeschoren. De tondeuse is echter nog niet opgeladen en de kapper begint aan een gezichtsmassage. Eerst wordt de crème uitgewreven over mijn hele gezicht en smeert hij aftershave op mijn kin. Vervolgens worden mijn wangen hardhandig gemasseerd en daarna mijn voorhoofd, mijn oren en mijn nek. Ik laat het allemaal over mij heenkomen maar af en toe komt er een kreun als het te hardhandig is. Een teken voor de kapper om mij nog iets harder aan te pakken. Dit tot grote hilariteit van de mensen die zich voor de kapsalon hebben verzameld. De kapper merkt dat hij succes heeft bij het publiek en maakt er nu een hele show van. Mijn armen worden gemasseerd, mijn schouders, mijn handen, mijn vingers worden geknakt. Als finale trommelt hij met zijn vuisten op mijn hoofd. Een laatste grote slag is het einde van de massage. Tevreden kijkt de kapper in de spiegel. Ik grijns terug. De batterijen van de tondeuse zijn weer wat opgeladen en beetje voor beetje wordt de hanenkam op mijn hoofd weggeschoren. Opgelucht kijk ik naar het resultaat, precies zoals ik het wilde. De eindbestemming is bereikt alleen had ik iets anders verwacht van de weg er naar toe. Ik geef de kapper honderd Taka en laat het daar bij zitten. Een schijntje voor een scheerbeurt en een uitgebreide massage.
Het einde van het level Bangladesh
Fietsen in Bangladesh is een uitdaging. De kleine kronkelweggetjes op het groene platteland met de rijstvelden, palmbomen, kleine dorpjes en brede rivieren zijn prachtig om te fietsen. Het verkeer op deze weggetjes zit op onze snelheid en de mensen zijn vriendelijk en aardig. Het oversteken van een rivier met behulp van een klein motorbootje is typisch Bangladesh.
Wanneer men wat Engels beheerst uit men dat in het stellen van enkele basale vragen. Men bedoelt dat heel vriendelijk, maar voor ons betekent dat dat wij de hele dag onderworpen staan aan vragenvuren. Mensen die even langs ons komen rijden/fietsen, mensen die ons aanspreken als we stil staan, als we aan het eten zijn etc. Er worden diverse vragen gesteld, maar enige regelmaat is te herkennen: Your name? Husband, wife? Why you in Bangladesh? Your profession? How many days in Bangladesh? Om het vriendelijk af te sluiten wordt ons antwoord gevolgd door: ‘Thank you’. En dan fietst men, zienderogen dolgelukkig (joepie, gepraat met buitenlander), door.
De ogenschijnlijk simpele vraag waar we vandaan komen, wordt ons op diverse manieren gesteld. ‘Where are you from?’ of een variant hierop ‘You are from?’ zijn beiden duidelijk en ook ‘What your country?’ en ‘Your country?’. Lastiger wordt het als ze vragen ‘Your native town?’, ze vragen naar een stad maar bedoelen een land. Soms wordt de vraag als een invulvraag gesteld waarbij het de bedoeling is dat wij de zin verder invullen zoals: ‘My country is ….?’ Eén van de grappigste is van een jongeman die ons een tijdje achtervolgde op de fiets. Uiteindelijk verzamelde hij voldoende moed om naast ons te fietsen en wijzend op ons vroeg hij: ‘Made in China?’. Overigens verschillende keren werd ons gevraagd of we uit China kwamen, tja, wat zullen we daar van zeggen…..
‘Uit eten’
De liftboy laat ons binnen, sluit de liftdeuren en drukt voor ons op het knopje. Vier etages hoger gaan de deuren weer open en lopen we het restaurant binnen. In de Lonely Planet staat dit restaurant omschreven als de beste in de stad Bogra. Een restaurant met een westerse uitstraling en een uitgebreide menukaart. Tot onze verrassing is het uitgestorven. Twee mannen kijken ons licht geïrriteerd aan. We worden naar een hoek van het restaurant gebracht en bekijken daar de menukaart. Voor we het weten staat er al een fles water op tafel. Thaise, Chinese, Indische en Bengaalse gerechten staan op het menu, allemaal in het Engels beschreven. Overal staat een prijs, behalve bij de Bengaalse gerechten. Vriendelijk vragen we wat de prijzen zijn en het lijkt alsof de ober ze ter plekke verzint. 120 Taka voor twee bordjes droge rijst, dat zijn flinke prijzen. De andere gerechten die wel zijn geprijsd zijn, allemaal rond de 300 Taka, zijn ook aan de hoge kant. We kijken elkaar aan, klappen de menukaart dicht, bedanken de twee mannen en lopen weer naar de lift.
Het is niet de eerste keer dat we na het bekijken van de menukaart een restaurant verlaten.
Voor het ontbijt en de lunch zijn er in een stad vaak veel mogelijkheden om puri, chapatti en samosa te eten, maar een restaurant voor een diner vinden dat valt tegen. Soms is er geen andere mogelijkheid dan in een “westers” restaurant te eten. Vaak eten we dan een bordje nasi en bestellen we er nog twee porties bij omdat we nog niet vol zitten. Als dan de rekening komt staat er soms nog servicetax bij, die soms oploopt tot 20% van de rekening. We verlaten dan het restaurant met een onvoldaan gevoel (en een lege portemonnee).
Buiten op straat wordt het schemerig en we lopen richting ons hotel. In een ander restaurant maken we hetzelfde mee: een leeg restaurant met een prijzige menukaart. Als we bijna weer bij ons hotel terug zijn zien we een reclamebord van een restaurant.
Op de tweede verdieping van het gebouw komen we bij een druk restaurant. Daar waar het druk is met locals is dat meestal een goede graadmeter voor de kwaliteit van het eten en voor fatsoenlijke porties voor een redelijke prijs.
We werden naar een tafeltje gebracht en vragend keek de ober ons aan wat we wilden eten. Er was geen menukaart, maar we wezen gewoon gerechten aan die anderen aan het eten waren. Als eerste kregen we rijst met een groentencurrie, een spinaziecurrie en dal (linzen). Even later bestelden andere gasten een soep met chapatti, een soort pannenkoek. We haalden de ober er weer bij en wezen op het gerecht van onze buren, dat wilden we ook graag. Weer andere gasten hadden een heerlijk dessert van vruchten, ijs en nootjes. Ook dat konden we nu bestellen. De volgende dag aten we weer in hetzelfde restaurant. Er was een andere ober maar we lieten hem de rekening met de gerechten van een dag eerder zien. Binnen mum van tijd stond alles op tafel en was ook alles op en stonden we weer op straat. Want een avondje uit eten in een lokaal Bengaals restaurant betekent alleen maar eten en geen ‘avondvullend programma’ of uitgebreid natafelen.
De drukte die we ervaren op straat, ervaren we ook in andere ‘openbare ruimtes’.
Het restaurant bijvoorbeeld was volle bak: een komen en gaan van mensen. Een grote ruimte met TLl-verlichting, kleine tafeltjes met bankjes voor twee personen (maar waar er ook wel drie kunnen zitten) en een slechte akoestiek. Met meer dan tachtig gasten is het dan ook een kakafonie van geluid. De airconditioning en ventilatoren draaien op volle toeren en vaak staat er ook nog een TV aan met luid volume. Wij zaten tegenover elkaar en moesten luid naar elkaar praten om iets te vertellen. De hectiek in het restaurant wordt versterkt door het personeel dat naar elkaar roept om bestellingen door te geven en gehaast door de rijen loopt.
In eerste opzicht lijkt het chaotisch, maar ieder personeelslid (alleen maar mannen) heeft zijn eigen taak. De een is verantwoordelijk voor de kassa, de andere voor het maken van een speciaal nagerecht, de ander voor het bakken van brood, een jongetje voor het wassen van het bestek en een ander voor het spoelen en vullen van de glazen water. Dit alles gebeurt overigens in dezelfde ruimte.
De man van de nagerechten heeft een kleine ruimte achter in het restaurant met een vitrine. Als een bestelling klaar staat om geserveerd te worden drukt hij op een bel die door het hele restaurant is te horen. En wanneer het naar zijn idee niet snel genoeg wordt opgehaald door de obers belt hij snel nog een aantal keren. In Bangladesh eet men met de handen, althans met de rechterhand. Het is onfatsoenlijk om de linkerhand te gebruiken en brood breken en met de linkerhand naar de mond brengen is not done. Voor en na het eten worden de handen dan ook grondig gewassen. Achter in het restaurant staat de spoelbak die uit drie delen bestaat. Een deel voor de gasten om de handen te wassen, een deel voor het afwassen van het bestek en een deel voor het vullen van de glazen water.
Het eten is hier dus geen avondvullend programma. Na de laatste hap wordt meteen het bord opgehaald en krijg je de rekening. Lekker rustig natafelen met een kopje thee is er niet bij want er staan nieuwe gasten die ook graag willen zitten.
Voor 325 Taka aten we onze buiken vol. Ieder een bord rijst (10 Taka p.p.), 3 groentenprutjes, ieder een chapatti en een soep om het in te dopen, een fles water, ieder een nagerecht en een melkthee om het af te sluiten. 4 euro.
In het dure, westerse restaurant was het wel rustig. Rust is hier schaars en misschien wel een privilege. Rust kun je afkopen in Bangladesh.
Kapper
Ergens ver weg onder in één van de fietstassen zit een klein zakje met daarin mijn (H.) scheerspullen: mesjes, aftershave en scheerolie. Ik maak er zelden gebruik van. In Bangladesh en trouwens ook in India, is een scheercultuur. Voor een paar Taka’s word je door een kapper vakkundig geschoren. Het werd weer tijd voor een scheerbeurt en ook mijn ‘kapsel’ was weer toe aan een scheerbeurt. Ik haal diep adem, open de deur van het hotel en kom meteen in de chaos van het drukke verkeer van Bogra. Bumper aan bumper schuift het verkeer door de straat en ik wurm me er tussen. Een paar straten verder zitten een aantal kappers. De eerste kapper wenkt me naar binnen. Zijn Engels is goed en hij vraagt honderd Taka voor het scheren, 85 Taka is één Euro, dus het is iets meer dan een Euro. Ik probeer wat van de prijs af te halen, Bangladesh heeft ook een afdingcultuur, maar de kapper houdt voet bij stuk. Ik bedank hem en loop verder, bij een afdingcultuur moet je nooit bij de eerste de beste toehappen. Rondkijken en vergelijken. De tweede kapper vraagt ook honderd Taka maar het lukt me om er dertig van af te halen. Althans ik denk dat ik dat heb geregeld, het Engels van deze kapper is beperkt tot OK en ‘good’. Nadrukkelijk controleer ik of hij schone, nieuwe scheermesjes heeft en ik vraag of hij een ‘machine’ heeft voor mijn haren. Yes, yes, machine en hij wijst op de tondeuse achter in de zaak. De kapper wijst me naar de eerste stoel in de kapsalon. De kapsalon is ongeveer drie meter breed en in plaats van een deur is er over de volle breedte een ijzeren rolluik. Via de spiegel kijk ik schuin op de hectiek van de straat. Ik krijg een handdoek over mijn schouders gelegd en ik schuif een beetje naar voren zodat ik met mijn rug tegen de leuning van de stoel rust. De stoel is niet voor lange mensen gemaakt. Vrolijk pakt de kapper de tondeuse. Tot mijn verbazing heeft hij een tondeuse om een baard en snor mee te trimmen. Voorzichtig begint hij achter in mijn nek de eerste haren weg te scheren. Moeizaam wordt een strookje haar weggeschoren. Een volgende strookje volgt. Ik besef nu dat ik niet meer terug kan en verzoen me met de gedachte dat dit nog een tijdje kan duren. Als mijn achterhoofd is geschoren komt de bovenkant van mijn hoofd aan de beurt. Minutieus scheert de kapper strook voor strook, eerst links, dan rechts zodat er een brede hanenkam op mijn hoofd blijft staan. Tevreden kijkt de kapper naar het resultaat en lacht. De tondeuse wordt nu in de hanenkam gezet maar het gaat ontzettend moeizaam totdat de tondeuse er mee op houdt. Een beetje olie op de bladen van de tondeuse helpt ook niet en plots beseft de kapper dat de batterijen op zijn. Achter in de kapsalon wordt de tondeuse opgeladen. Ondertussen begint de kapper aan mijn baard. Niet alleen mijn kin maar mijn hele gezicht wordt eerst met een witte crème ingesmeerd. Daarna wordt mijn kin ingezeept met scheerschuim en routineus wordt mijn baard geschoren. Mijn kin wordt voor een tweede keer ingezeept en alle haren die de eerste keer zijn blijven staan worden nu wel weggeschoren. De tondeuse is echter nog niet opgeladen en de kapper begint aan een gezichtsmassage. Eerst wordt de crème uitgewreven over mijn hele gezicht en smeert hij aftershave op mijn kin. Vervolgens worden mijn wangen hardhandig gemasseerd en daarna mijn voorhoofd, mijn oren en mijn nek. Ik laat het allemaal over mij heenkomen maar af en toe komt er een kreun als het te hardhandig is. Een teken voor de kapper om mij nog iets harder aan te pakken. Dit tot grote hilariteit van de mensen die zich voor de kapsalon hebben verzameld. De kapper merkt dat hij succes heeft bij het publiek en maakt er nu een hele show van. Mijn armen worden gemasseerd, mijn schouders, mijn handen, mijn vingers worden geknakt. Als finale trommelt hij met zijn vuisten op mijn hoofd. Een laatste grote slag is het einde van de massage. Tevreden kijkt de kapper in de spiegel. Ik grijns terug. De batterijen van de tondeuse zijn weer wat opgeladen en beetje voor beetje wordt de hanenkam op mijn hoofd weggeschoren. Opgelucht kijk ik naar het resultaat, precies zoals ik het wilde. De eindbestemming is bereikt alleen had ik iets anders verwacht van de weg er naar toe. Ik geef de kapper honderd Taka en laat het daar bij zitten. Een schijntje voor een scheerbeurt en een uitgebreide massage.
Het einde van het level Bangladesh
Fietsen in Bangladesh is een uitdaging. De kleine kronkelweggetjes op het groene platteland met de rijstvelden, palmbomen, kleine dorpjes en brede rivieren zijn prachtig om te fietsen. Het verkeer op deze weggetjes zit op onze snelheid en de mensen zijn vriendelijk en aardig. Het oversteken van een rivier met behulp van een klein motorbootje is typisch Bangladesh.
Op de hoofdwegen is het een drukte van jewelste en jakkerden de bussen en trucks luid toeterend rakelings langs ons heen. Soms werden we de berm ingedrukt. De steden zijn zonder uitzondering druk. Regelmatig hebben we stapvoets in een file van trucks, bussen, riksja’s, fietsen, fietskarren en voetgangers naar ons hotel gereden. Wat cultuur betreft is Bangladesh niet zo rijk gezegend als zijn buurlanden India en Myanmar. Een enkele oude moskee en hindoetempel hebben we bezocht.
Het heeft ons wat tijd gekost om te wennen aan Bangladesh. Aan sommige zaken zullen wij nooit kunnen wennen, dat maakte het soms zwaar. Toch hebben we hier een fijne tijd gehad. Toen we eenmaal de mogelijkheid kregen om de kleine weggetjes te ontdekken zijn we Bangladesh en haar inwoners meer gaan waarderen. We vonden een manier om met de starende Bengalen om te gaan: soms recht in de ogen terug staren of compleet negeren. We probeerden er om te lachen, zelfs als we in the middle of nowhere weer een menigte om ons heen hadden verzameld.
We hebben afscheid genomen van de Bengalen. Mensen die zich zeer nieuwsgierig opstelden naar ons en vooral naar onze fietsen. Het zijn hardwerkende mensen die veel fysieke arbeid verrichten. We hebben armoede gezien en een fiks aantal bedelaars. De communicatie verliep stroef, de meeste mensen zijn de Engelse taal niet machtig en die het wel spreken, praten met een Bengaals accent dat voor ons onbegrijpelijk is. Overigens is dit andersom ook het geval.
Daar waar we een lokaal restaurant konden vinden hebben we heerlijk gegeten. Wat ons altijd zal bijblijven is de smaak van de zoete melkthee die we na het eten dronken. Vaak met een heerlijk toetje er bij, ook mierzoet hoe kan het anders.
We hebben veel foto’s gemaakt van de mensen. Altijd waren ze bereid om geduldig voor onze camera te poseren. Het zijn wel statige portretten geworden. Het gezicht ging namelijk meteen op serieus als we de camera uit de tas pakten.
We hebben afscheid genomen van de Bengalen. Mensen die zich zeer nieuwsgierig opstelden naar ons en vooral naar onze fietsen. Het zijn hardwerkende mensen die veel fysieke arbeid verrichten. We hebben armoede gezien en een fiks aantal bedelaars. De communicatie verliep stroef, de meeste mensen zijn de Engelse taal niet machtig en die het wel spreken, praten met een Bengaals accent dat voor ons onbegrijpelijk is. Overigens is dit andersom ook het geval.
Daar waar we een lokaal restaurant konden vinden hebben we heerlijk gegeten. Wat ons altijd zal bijblijven is de smaak van de zoete melkthee die we na het eten dronken. Vaak met een heerlijk toetje er bij, ook mierzoet hoe kan het anders.
We hebben veel foto’s gemaakt van de mensen. Altijd waren ze bereid om geduldig voor onze camera te poseren. Het zijn wel statige portretten geworden. Het gezicht ging namelijk meteen op serieus als we de camera uit de tas pakten.
23-3-2015 t/m 15-4-2015
Route:
Tamabil – Sylhet – Sreemongol – Brahmabaria – Comilla – Chandpur – Barisal – Khulna – Narail – Magura – Kushtia – Natore – Siranjgang –
Bogra – Joypurhat – Rangpur – Lalmonirhat - Burimari
Bekijk de route via wikiloc: Bangladesh
Route:
Tamabil – Sylhet – Sreemongol – Brahmabaria – Comilla – Chandpur – Barisal – Khulna – Narail – Magura – Kushtia – Natore – Siranjgang –
Bogra – Joypurhat – Rangpur – Lalmonirhat - Burimari
Bekijk de route via wikiloc: Bangladesh